Pyramus en Thisbe - werkvertaling

Karel Verbeke, 2006:

Pyramus en Thisbe, de één was de mooiste van alle jongemannen en de andere was de uitverkorene van alle meisjes die in het oosten leefden, woonden naast elkaar op de plaats waar, naar men zegt, Semiramis de hoge stad had omringd door een bakstenen muur.  Hun nabuurschap zorgde voor een kennismaking en de eerste stappen in de liefde.  Mettertijd groeide de liefde.  En ze zouden zeker in de echt verbonden geweest zijn, maar hun ouders verboden het.  Maar wat ze niet konden verhinderen was dat ze beiden evenzeer in vuur en vlam stonden door hun verliefde geest.  Niemand wist hiervan : ze spraken met wenken of tekens en hoe meer het werd verboden, des te meer laaide het vuur op.

Het eerste zonlicht had de sterren verdreven, en de zon had met haar stralen het met rijp bedekte gras opgedroogd.  Ze kwamen samen op de vaste plaats.  Dan klaagden ze eerst met stil gefluister, en ze beslisten om te proberen in de stille nacht hun bewakers te bedriegen en naar buiten te sluipen en, wanneer ze hun huizen uit waren, ook de stad te verlaten en, opdat ze niet zouden ronddwalen in de uitgestrekte velden, samen te komen bij het mausoleum van Ninus en zich te verbergen in de schaduw van een boom.  Die boom daar, een hoge moerbeiboom, was beladen met sneeuwwitte vruchtjes en lag dicht bij een koele bron.  De afspraak beviel hen wel en het zonlicht, dat al te traag leek weg te gaan, verdween in de zee en uit diezelfde zee kwam de nacht tevoorschijn.

Sluw sloop Thisbe, nadat ze de deurspil had gedraaid, de duisternis in, bedroog zo haar ouders en ze bedekte haar gezicht.  Ze ging naar de afgesproken grafheuvel en ging onder de boom zitten.  De liefde had haar moedig gemaakt.  Plots kwam er een leeuwin tevoorschijn, met een schuimende, besmeurde muil van een recente slachting van runderen, om haar dorst te lessen in de dichtbij gelegen bron.  De Babylonische Thisbe zag haar van ver bij het licht van de maan en ze vluchtte met angstige pas in een donkere grot.  En in haar vlucht verloor ze haar sluier die van haar rug was gegleden.  Nadat de wilde leeuwin haar dorst gelest had met heel wat water, vond die, terwijl ze terug wilde keren naar de bossen, toevallig de sluier en ze verscheurde, zonder Thisbe zelf, met een bebloede mond het dunne kleedje.

Pyramus, die te laat vertrokken was, zag de duidelijk merkbare voetsporen van een wild dier in het diepe stof en heel zijn gezicht verbleekte.  Toen hij ook het bet bloed doordrenkte sjaaltje vond, zei hij : “Eén nacht zal twee geliefden verloren doen gaan, van wie zij het waardig was het langst te leven.  Ik heb je geschaad, ik heb jou, beklagenswaardig, doen sterven, op een plek vol gevaar waar ik je beval te komen terwijl ik zelf hier niet eerder was.  Rijt mijn lichaam uiteen en verscheur mijn misdadig hart met je wilde beet, Oooh alle leeuwen die onder deze rotsen wonen.  Maar het is laf de dood te wensen”.  Hij hief de sluier van Thisbe op en bracht hem naar de schaduw van de afgesproken boom.  En nadat hij  zijn tranen de vrije loop had gelaten op het kledingstuk en het kusjes had gegeven, zei hij : “Ontvang nu ook mijn gulpen van bloed!”  En hij stak zonder aarzelen het zwaard, waarmee hij omgord was, in zijn buik en hij trok, in zijn doodstrijd, het wapen uit de wonde en viel op zijn rug op de grond.

En kijk, hoewel de angst nog niet weg was, keerde Thisbe terug om haar geliefde niet te mislopen en met haar ogen en hart zocht ze de jongeman en ze verlangde hem te vertellen aan wat een grote gevaren zij was ontsnapt  En toen ze de vorm en de plaats van de boom die ze zag herkende, was ze toch niet helemaal zeker van de kleur van de vruchtjes.  Ze twijfelde of het deze boom was.  En terwijl ze stond te twijfelen, zag ze op de met bloed doordrenkte grond een stuiptrekkend lichaam kloppen en ze trok vlug haar voet terug en, terwijl haar gezicht bleker werd dan buxushout, begon ze te huiveren als een zeeoppervlak, dat trilt wanneer een licht briesje het water streelt.  Maar nadat ze aarzelend haar geliefde had herkend, sloeg ze zich met luid gejammer op de bovenarmen, ze rukte zich de haren uit, ze omhelsde ze het lijk van haar geliefde, ze vulde de wonde met tranen, haar tranen mengde zich met het geronnen bloed en, terwijl ze kussen drukte tegen zijn gezicht, riep ze : “Pyramus, welk voorval ontneemt je van mij???  Pyramus, antwoord!!!  Je liefste Thisbe roept je.  Luister en hef je liggende hoofd op!!!!!”

Bij Thisbes naam richtte hij zijn ogen, die verzwaard waren door de dood, op en na haar gezien te hebben sloot hij ze weer.  En nadat ze haar sluier herkende en de lege ivoren zwaardschede had gezien, zei ze : “Jouw handen hebben de liefde verloren doen gaan, jij ongelukkige.  Ik heb ook de dappere hand om dit te doen, ik heb ook de liefde.  Dit zal de kracht geven voor deze wonden.  Ik zal je volgen en ik zal de ongelukkige oorzaak en jouw reisgenoot in de dood worden genoemd.  En jij die –helaas- alleen van mij had kunnen worden weggerukt door de dood, jij zal mij niet kunnen ontrukt worden door de dood.

Zo sprak ze en nadat ze de punt van het zwaard onder het diepste van de borstkas in de juiste stand had gezet, stortte ze zich op het zwaard, dat nog altijd warm was van zijn zelfmoord.  Haar vurige wens raakte de goden en haar ouders ; want de vruchtjes zijn , wanneer ze volrijp zijn, zwart gekleurd en wat na de crematie overbleef, rust samen in één urne.

 

Lukas Van Vyve, 2009:

Pyramus en Thisbe, de ene een zeer mooie jongen, de andere verkozen boven alle meisjes uit de Oriënt, woonden naast elkaar op de plaats waar, naar men zegt, Semiramis de hoge stad had omwald met een bakstenen muur. Na de kennismaking zorgde het nabuurschap voor de eerste stappen in de liefde. Mettertijd groeide de liefde. Ze zouden ook in het huwelijk getreden geweest zijn, maar hun ouders verboden het. Wat ze niet konden verbieden, was dat ze beiden evenzeer in vuur en vlam stonden door hun verliefde geest. Niemand wist ervan: ze spraken met wenken en tekens, en hoe meer hun liefde werd bedekt, des te meer laaide het liefdesvuur in hen op.

De dageraad had de sterren verdreven, en de zon had met haar stralen het met rijp bedekte gras gedroogd. Ze kwamen samen op de normale plek. Dan klaagden ze eerst met gefluister, en beslisten om in de stilte van de nacht de bewakers te bedriegen en te proberen door de poort te ontsnappen, en wanneer ze uit het huis waren, ze ook de stad te verlaten, en opdat ze niet zouden verdwalen in de wijde velden, samen te komen bij het mausoleum van Ninus, en zich onder de schaduw van de bomen te verbergen. Daar stond een boom, een hoge moerbeiboom vol met sneeuwwitte vruchten en dicht bij de koele bron. De afspraak beviel hen en het licht, dat redelijk traag scheen te weg te gaan, verdween in de zee, diezelfde waar de nacht uit tevoorschijn kwam.

Sluw draaide Thisbe de deurspil, ging in de duisternis naar buiten, bedroog de bewakers en bedekte haar gezicht. Hierna kwam ze aan bij het afgesproken  kerkhof, en ging zitten onder een afgesproken boom. De liefde had haar moedig gemaakt. En kijk, er kwam een leeuwin terug met een schuimende en besmeurde muil van een recente slachting van runderen , om haar dorst te lessen met het water van een dichtbij gelegen bron. De Babylonische Thisbe zag ze bij het maanlicht al van ver aankomen, en met vreesachtige stappen vluchtte ze in een donkere grot, en terwijl ze vluchtte was haar sluier van haar rug gegleden. Toen de woeste leeuwin haar dorst had gelest met veel water en terugkeerde naar het bos, vond ze toevallig het kleed zonder haarzelf, en ze verscheurde het met haar bebloede mond.

Pyramus, die te laat vertrokken was, zag de duidelijke sporen van het wilde beest in het mulle zand, en zijn hele gezicht verbleekte. Maar toen hij ook de bebloede sluier vond, zei hij: “Eén nacht zal twee verliefden verloren doen gaan, waarvan zij het meest het langste leven verdiende. Ik heb jou geschaad, ik heb jou, ongelukkige, omgebracht op een plaats vol van gevaar waar ik je heb bevolen ’s nachts te komen, terwijl ik hier zelf niet vroeger was. Rijt mijn lichaam uiteen en verscheur met een woeste beet mijn misdadige hart, o leeuwen die hier onder de rots wonen! Maar het is voor bangeriken je dood slechts te wensen.” Hij nam de sluier van Thisbe op en droeg het naar de schaduw van de boom zoals afgesproken. Toen hij zijn tranen de vrije loop had gelaten, kuste hij de sluier, en zij: “Ontvang nu ook mijn gulpen van bloed!” En hij stak het zwaard waarmee hij ook omgord was in zijn buik, en trok het zonder aarzelen terug uit de warme wonde, en hij zeeg op zijn rug neer op de grond.

Het bloed spoot hoog op. Precies zo barst een buist stuk als het lood beschadigd is en spuiten lange waterstralen uit een klein, sissend gaatje omhoog en boren zich met gulpen door de lucht. Door de bloedspatten kregen de boomvruchten een zwarte kleur. De wortels, die door het bloed bevochtigd waren, kleurden de hangende moerbeien purper.

En kijk, Thisbe keerde terug, hoewel de schrik nog niet helemaal verdwenen was, om haar geliefde niet te mislopen, en ze zocht met haar ogen en hart de jongeman, en ze verlangde te vertellen over de grote gevaren waar ze aan ontsnapt was. En toen ze de plaats en de vorm van de boom zag en herkende, maakte de kleur van de vruchten haar toch onzeker. Ze twijfelde of het deze boom was. Terwijl ze aarzelde, zag ze de stuiptrekkende ledematen kloppen op de bebloede grond, en ze trok haar voet terug en terwijl haar gezicht zo bleek als palm werd, begon ze te huiveren als de zee, die trilt wanneer  een lichte wind het oppervlak streelt. Maar nadat ze aarzelend haar geliefde had herkend, sloeg ze hard op haar bovenarmen met doordringend gejammer en ze rukte zich de haren uit en omarmde het lichaam van haar geliefde, vulde de wonde met tranen en de tranen mengden zich met het geronnen bloed, en ze drukte kusjes op zijn koude gezicht, en riep: “Pyramus, welk voorval ontneemt jou van mij? Pyramus, antwoord! Je liefste Thisbe roept jou! Luister en til je liggende hoofd op!”

Bij de naam van Thisbe sloeg Pyramus zijn ogen – zwaar door de dood – op, en nadat hij haar gezien had, sloot hij ze weer. En nadat ze haar sluier had herkend en de lege ivoren schede had gezien, zei ze: “Jouw handen en je liefde hebben je liefde verloren doen gaan, ongelukkige! Ook ik heb de dappere hand om dit te doen, ook ik heb de liefde. Dit zal kracht geven voor deze wonde. Ik zal jou volgen, en de oorzaak en metgezel van jou dood zijn. Jij die - helaas - enkel  door de dood van mij kon weggerukt worden, zal niet door de dood weggerukt worden.

Toch heb ik in naam van ons beiden nog één vraag voor jullie, diepbedroefde vader van mij en van Pyramus: een diepe liefde heef ons verenigd, in ons laatste uur waren wij samen, misgun ons dan geen gemeenschappelijk graf. Maar jij, boom, die met je takken het beklagenswaardige lijk bedekt, nu nog van één slachtoffer, weldra zal jij er twee bedekken. Bewaar de tekens van het bloedbad en draag steeds donkere vruchten, de gepaste kleur voor rouwbeklag, de herinnering aan een dubbele zelfmoord.

Ze zei dit, en nadat ze het in de juiste stand had gezet onder het borstbeen, stortte ze zich op het zwaard, dat nog altijd lauw was door de zelfmoord. Toch raakte haar wens de goden en de ouders. Want de kleur van de vruchten is, wanneer ze volrijp geworden zijn, zwart, en al wat na de brandstapel overbleef, rust samen in een lijkurne.