AENEÏS IV
Besprekingen bij de gelezen fragmenten:
vv.1-30 - vv.31-55 - vv. 151-172 - vv. 304-330 - 331-360 - 362-396 - 437-449 - 651-666 - 688-705
WIL JE DE AENEÏS OOK EENS BELUISTEREN (met RealPlayer), KLIK HIER
Bespreking Aeneïs IV,
1-30:
Dido stort haar hart uit bij Anna (IPV p. 60-63)
bouw van Dido's toespraak (vv.9-29):
(dat zijn 21 verzen: 3 X 7, al valt de toespraak niet in die aantallen verzen
uiteen; zou Vergilius weer willen spelen met getallen?)
vooraf:
1) Een antiek auteur geeft nooit expliciet toelichting bij de psychologie van zijn personages, maar laat de gemoedstoestand blijken uit de stijl
2) deze toespraak bevat 4 bewegingen, met een afwisseling van opgaande (positieve) en neergaande (negatieve) elementen:
plan:
1) vv.9-14: spontane belijdenis in een opwelling van verliefdheid, zonder evenwel al namen te noemen
2) vv.15-19: reactie: een zelfcorrectie: Dido neemt haar bekentenis terug, erg nadrukkelijk (cf; de 3x gebruikte ontdubbeling, al dan niet met anafoor)
3) vv.20-23: Dido herneemt de eerste gedachte: ze zet haar geleden verdriet tegenover haar huidige geluk en ze spreekt in vers 23b nóg duidelijker haar verliefdheid uit
4) vv.24-29: met een hele sterke eed dringt ze haar verliefdheid terug; de nadrukkelijke formulering toont aan dat ze er moeite mee heeft
Met deze bouw suggereert Vergilius hoe Dido heen en weer wordt geslingerd tussen haar gevoelens van verliefdheid en anderzijds haar verzet tegen die gevoelens.
Bespreking Aeneïs IV, 31-55:
Anna's antwoord:
plan:
1)
gevoelsargumenten:
a)
vv.31-33: Dido's besluit om alleen te blijven is onredelijk
b) v.34:
de doden hebben er geen baat bij
c)
vv.35-38a: de vorige huwelijkskandidaten werden afgewezen omdat zij Dido
ongevoelig lieten: zij bleef aegra
c') v.38b: maar déze liefde draagt och wél
haar goedkeuring!?
2)
politieke argumenten:
d) vv.39-44:
bedenk je benarde situatie: enerzijds is er de dreiging van de buurvolkeren,
anderzijds die van je broer
3)
religieuze argumenten:
e) vv.45-46: de goden zijn jou
en deze liefde gunstig gezind
4)
politieke argumenten:
f) vv.47-49: bedenk welke
rijke toekomst Carthago zal kennen als jij Aeneas in je huis opneemt!
5)
religieuze
argumenten:
g)
vv.50-53: zorg ervoor dat de goden het gebeuren gunstig gezind blijven
stijl en inhoud:
Zoals Dido's toespraak is dit ook een zuiver emotioneel
betoog; bij Dido vielen vooral de talrijke uitroepen op, Anna is wat minder
gevoelsmatig.
Wat op emotionaliteit wijst is:
a) de talrijke synoniemen: v.34: cinerem – Manes sepultos; v.40: bello – v.45: minas; v.47: urbem – regna; v.50: posce veniam – sacris litatis; v.52: hiems – Orion
b) de uitroepen: v.47: quam urbem / quae regna
c) de anafoor van dum in vv.52-53
Vanuit de oppositie van aegra (v.35) en placitus (v.38)
heeft men in deze twee monologen ook een confrontatie willen zien tussen de
stellingen van het Epicurisme (= Dido): het ideaal van de univira en de
loskoppeling van de wereld en zijn emotionele problemen en de stellingen van het
Stoïcisme (= Anna), dat eerder streeft naar een toestand van geluk en
zorgeloosheid door genieting na te streven en toe te laten
Gezien de tijd waarin Vergilius leefde en de hogere intellectuele kringen
waarvoor hij schreef, lijkt deze tegenstelling zeker tot de ondertoon van dit
fragment te kunnen behoren.
Bespreking Aeneïs IV, 304-330:
Dido's smeekbede - hier een dubbele vertaling: ter vergelijking
Bouw:
305-308:
deze eerste vier verzen zijn een pure uitbarsting van woede, waarbij Dido
volledig de schijnwerpers op zichzelf richt: heeft zij dan geen enkele betekenis
voor die verrader van een Aeneas?
309-314a: dit stukje is eerder
redenerend: het seizoen is gewoon ongeschikt om je op zee te wagen!
Wat is dan toch het motief dat je drijft om zo'n quasi
zelfmoordonderneming aan te vatten?
314b-319: in een moeilijke en
gewrochte zinsbouw klinkt dit fragment eerder als een smeekbede
320-323a: Dido argumenteert
323b-324: verwijt
325-326: argumentatie
327-330: emotionele uitspraak
Door deze bouw geeft Vergilius impliciet aan dat Dido slachtoffer is van een hevige gemoedsbeweging, de afwisseling van logische en emotionele elementen refereert aan vv.9-29 van dit vierde boek
Deze antithese-idee vinden we ook terug in de verwoording:
perfide –
dissimulare – nefas >< amore – data dextera
het veilige Carthago >< arva aliena – domus ignotas
Opvallend is ook nog de sterke aanwezigheid van anaforen: nec / per / si / te propter, waardoor de hevige emotionaliteit tot uitdrukking komt. Vergilius weet ook een typisch vrouwelijke sfeer op te roepen door Dido zich te laten beroepen op de vrouwelijke hulpeloosheid (een gemeenplaats in de antieke literatuur – of ze ook aan de waarheid beantwoordt is een andere discussie)
Vertaling Aeneïs IV, 331-360:
Zo sprak zij. Door Juppiter's opdracht, hield hij zijn ogen
onbewogen en
onderdrukte met moeite de kwelling in zijn hart. Tenslotte antwoordde hij
kort: "Ik zal nooit ontkennen, koningin, dat u, die ze in grote getale zou
kunnen opsommen, mij weldaden bewezen hebt. Ik zal geen spijt hebben terug
te denken aan Dido, zoalng ik bij bewustzijn ben, zolang mijn geest deze
ledematen bestuurd. Laat me met weinig woorden voor deze zaak pleiten. Ik
had niet gehoopt deze vlucht met bedrog te verbergen, verzin dit niet. Ik
heb nooit een huwelijksaanzoek gedaan of ik ben niet gekomen voor zo'n
verbond.
(Lars,
Sean, Bent)
Als het noodlot mij toestaat dat ik mijn leven uit eigen wil en uit eigen beweging zou leiden, dan wijt ik mij in de eerste instantie aan de Trojaanse stad (Troje) en de zoete herinneringen aan de hoge gebouwen van Priamus en een hernieuwd Troje zou er opnieuw staan, eigenhandig door mij gebouwd voor de overwonnenen. Maar nu beval zowel het orakel van Gryneus als het orakel van Lycië me dat ik het grootse Italië moest trachten te bereiken. Dit is mijn liefde, dit is mijn vaderland! Als jij Dido gegrepen door de aanblik van de Afrikaanse steden en de Carthaagse burchten bent, waarom ben je dan toch jaloers op de Trojanen die Midden-Italië als hun land beschouwen. Wij hebben trouwens ook het recht om een buitenlands koninkrijk te zoeken.
(Leila,
Elke, Lien, Dorien)
Het
ontstemde beeld van mijn vader Anchises verschrikt mij en waarschuwt mij in mijn
slaap zo vaak als de nacht de aarde bedekt met vochtige schaduwen en zo vaak als
de sterren vurig oprijzen. Mijn
zoon Ascanius die ik op bedrieglijke wijze van het koningschap van Italië en de
door het lot toegewezen gronden beroof en het onrecht van een geliefd persoon
waarschuwen mij. Zelfs bracht de
bode van de goden, gezonden door Jupiter zelf, de bevelen snel vanuit de hemel
naar beneden, dit zweer ik op het hoofd van beiden.
Ik heb zelf de god duidelijk zien binnengaan in helder licht in de kamers
en heb zijn stem gehoord. Hou op
met mij en jezelf lastig te vallen met je klachten.
Ik ga niet uit eigen beweging naar Italië.
(Sofie,
Lotte, Eline (Anne))
Bespreking Aeneïs IV, 362-396: Wanhopige woede
parafraserende lectuur moet je in elk geval de inhoud van dit stuk hebben meegegeven.
Bemerk zeker hoe filmisch vooral het einde van dit stukje
overkomt: vanaf vers 388 kan je Dido als het ware zíén wegvluchten en in zwijm
vallen in de armen van haar kamermeisjes. Aeneas
daarentegen blijft, hoewel hij het er vreselijk moeilijk mee heeft, trouw aan
zijn roeping, zoals het de pius voorvader van de Romeinen betaamt.
Bespreking Aeneïs
IV, 437-449: Als een eik in de storm:
even enkele stijlmiddelen:
v. 437:
talibus – tales: traductio
v. 438:
fertque refertque: polysyndeton en traductio
nullis…fletibus: hyperbaton in enjambement
v. 438-439:
nullis fletibus / voces ullas: chiasme
v. 440: placidas…aures: hyperbaton (omarmt het laatste halfvers)
v. 441: annoso validam cum robore quercum: gekruist hyperbaton
v. 442:
nunc…nunc: anafoor
v. 443:
it stridor: inversie
v. 443-444: altae…frondes: zeer wijd hyperbaton
v. 444-445: opvallend parallellisme:
quantum vertice ad auras aetherias <tendit>
tantum radice in Tartara tendit
[zie je hoe in de verzen 445-446 het tertium comparationis verschijnt ?]
v. 447:
adsiduis…vocibus: hyperbaton
v. 447-448: heros tunditur: enjambement
v. 448: magno…pectore: hyperbaton
v. 449: parallel opgegeven voor een chiasme:
mens immota manet
lacrimae volvuntur inanes
Wanneer, zoals hier, in elk individueel vers een opvallend stijlmiddel te vinden is, bewijst dit enkel met welk een grote zorg Vergilius aan deze verzen heeft gewerkt: met dit beeld van de eik in de storm heeft hij zonder meer een stukje wereldliteratuur geschapen. Getuige van zijn succes is het voortleven als "gevleugeld vers" van het slotvers (weer eentje om uit het hoofd te leren!).
Bespreking Aeneïs IV, 651-666: afscheid van het leven
651
dum…sinebat: "zolang …"
fata deusque: mogelijk een hendiadys
– professionele vertalers maken ervan: "het lot en de godheid"
(Schwartz) – "de godheid en 't lot" (Van Wilderode) – "het
lot en de godheid" (Terwen, 1929)
652
hanc – his: aanwijzend voornaamwoord van de eerste persoon:
"deze hier bij mij", het is bijna evenwaardig aan het bezittelijk
voornaamwoord van de eerste persoon: "mijn"
accipite animam: de anima is het fysische levensbeginsel; de
levensadem of zelf bloed, voor geest en ziel wordt eerder de term animus
gebruikt. We zouden kunnen vertalen
met "bloed", want dát wordt straks door die torus opgevangen,
maar dan geven we de lezer toch een ander beeld mee dan het Latijn doet
653 vixi: het zogenaamd logisch perfectum: "ik heb geleefd" – "mijn leven is voorbij"
654
sub terras: dus letterlijk naar de onder-wereld
magna: predicatief, BVG "als een grote" en niet attributief
(alsof er ook nog een parva imago zou zijn)
655 voor de logica zou dit vers in vertaling zelfs met "want" kunnen beginnen
656
ulta: met virum als LV (van ulcisci: wreken)
poenas: heeft hier zijn oorspronkelijke betekenis behouden:
"genoegdoening, schadevergoeding"
657
felix, nimium felix: Dido was té gelukkig, hier móést het
noodlot wel toeslaan
si tetigissent: voorwaardelijke zin, irrealis verleden; in dit geval zijn
er nogal wat stappen in de redenering weggevallen: "en ik zou zo gelukkig
gebleven zijn, als…"
658 litora Dardaniae nostra carinae: gekruist hyperbaton
659
os impressa toro: een erg symbolisch gebaar: ze zoent als het ware
Aeneas vaarwel – door op zo'n manier een levenloos object toe te spreken of
ermee om te gaan alsof het leeft, verhoogt de dramatiek van de scène heel erg!
toro: prefixdatief
inultae: niemand zal het immers voor haar opnemen, zoals zijzelf voor
haar echtgenoot wél had gedaan
660
moriamur: aansporende conjunctief
sic, sic: pathetische anafoor
iuvat: onpersoonlijk: "doet het ons goed…"
sub umbras: dus naar de onderwereld en het dodenrijk
661
hauriat oculis: aansporende conjunctief – het beeld is veel
krachtiger dan het gewone "videat"
crudelis: ofwel predicaat ("de wreedaard") ofwel gewoon
bijgesteld adj. bij Dardanus ("de wrede Trojaan")
662 omina nostrae mortis: "de voortekenen die bestaan uit onze dood" – "de voortekenen die onze dood betekent", mortis is dus verklarende gen.!
Dido's novissima verba:
651-652:
pathetische aanspreking van de herinneringen: haar dood zal een
bevrijding betekenen van haar zorgen
653-654:
mijn leven is voorbij, de baan van het lot is volbracht en mijn schim zal
tot de "groten" gaan behoren
655-656:
omwille van haar stad, omwille van de genoegdoening als wraak voor de
dood van haar man
657-658:
mijn geluk zou voortgeduurd hebben, als Aeneas niet was gekomen
[volgt dan even een onderbreking voor een soort 'regie-aanduiding']
659-662: ik wil sterven + vervloeking van Aeneas
663 media inter talia <verba>: wellicht dus op vers 660: "sic, síc"
664 collapsam: het perfectum suggereert een handeling die voorbij is: ook al komen de bedienden bij Dido aan, haar tegenhouden zat er niet meer in: het was al te laat
665
spumantem: het participium presens na sentiendi duidt aan direct
waarneming aan: de handeling is nog bezig: "ze zagen het zwaard schuimen
van bloed"
sparsas <cruore> manus: "haar handen besmeurd
met bloed" is een mogelijke betekenis, maar om cruore als een zeugma
te zien, zit het toch wel wat té vast tussen ensem en spumantem.
Spargere kan echter ook synoniem zijn van pandere
(opengaan): "haar handen opengespreid", dus door de ontspanning na de
laatste stuiptrekking. Dié
betekenis van spargere komt echter pas op in de 1ste eeuw ná
Christus!
it clamor: werkwoord vooraan: een paniekreactie breekt los
alta | atria: een hiaat: botsende –a's zijn zeldzaam en worden
eigenlijk liefst vermeden
666 bacchatur fama: weer een verpersoonlijking (van de zich snel verspreidende roddel / gepraat)
688 oculos: LV van zowel attollens als van deficit
689
deficit: door de plaatsing erg suggestief: Dido heeft zelfs de
kracht niet meer om naar Anna te kijken die haar in haar armen houdt
infixum: lett.: "de geslagen wonde, de aangebrachte wonde"
stridere: een fluitend, sissend, piepend geluid maken
Met deze verzen verstaat de lezer meteen hoe erg Dido eraan
toe is: ze beleeft letterlijk haar laatste ogenblikken en ziet geweldig af!
690
ter: want drie is een heilig getal en ondersteunt het drama van de
episode
sese = se; se attollere: "zich oprichten" als dat
met haar blik al niet ging, wat zou het dan lukken met haar ganse lichaam?
cubito: voorwerspabl. bij adnixa
691
oculis errantibus: abl. middel: "met zoekende, dwalende
ogen"
alto caelo: in alto caelo of gewoon abl. locatief (de brandstapel
staat immers op een binnenkoer van het paleis)
692
ingemuit: welke emotie spreekt uit dit gekreun?
lucem: heeft bij Vergilius vaak een gevoelsgeladen betekenis: het
onontbeerlijke licht > het levenslicht
Dido's doel was sterven en door haar dood Aeneas
vervloeken; nu ze zichzelf levensbedreigend verwond heeft, wil de dood maar niet
komen en ligt Dido zieltogend te lijden. Het
gegeven dat zij het levenslicht blijft zien, ontlokt haar en kreun, die
misschien wel een uiting kan zijn van teleurstelling en frustratie – in elk
geval is dit een deerniswekkende scène, en wordt ook Juno erdoor aangespoord om
in te grijpen.
693 miserata: miserari: "medelijden hebben", het part.perf. heeft presens-waarde en is tegelijk redengevend
694 Iris: zoals Jupiter zich van Mercurius' boodschappersdiensten bedient, zo gebruikt Juno deze Iris als boodschapster
695
quae resolveret: doelschakering in de relatiefzin
animam: het fysische levensbeginsel dus
nexos artus: misschien zoals op de linkerpagina wordt toegelicht, of
misschien gewoon "geknoopt > verkrampt"
696
fato peribat: de vertaling "een natuurlijke dood
sterven" toont de betekenis aan van fatum: een vaststaande
lotsbeschikking waar niemand aan kan tornen.
Het was Dido's lot geweest om te sterven als de Trojaanse vloot bij
Carthago zou aanmeren.
nec merita morte: nl. omdat ze een of andere zware misdaad zou begaan
hebben
697
misera: eerste bepaling bij Dido, samen met accensa (furore)
furore: Servius zegt: "omdat zij als kuise vrouw plots hevig
verliefd is geworden" dus duidt furor op een heel specifiek soort
razernij, met name tomeloze passie, dolle drift
698 nondum: "nog niet": door een haarlok af te snijden, "wijdde" Proserpina als het ware de stervenden tot de onderwereld
700
merk het gekruist hyperbaton mét chiasme!
Iris croceis roscida pennis
702
Diti: zowel datief bij sacrum ("gewijd aan") als
bij fero ("brengen naar")
iussă: BVG bij ego
corpore: abl. bevrijding bij solvo
704
dextra <manu>: de rechterkant gold als goed en
positief, links was de negatieve kant (> sinister)
omnis et = et omnis
unā: ofwel betekent fit "samen met de ziel" ofwel verstaan
we omnis calor als het fysieke sterven van het lichaam, terwijl vita
in ventos recessit veeleer slaat op de ziel die het lichaam verlaat