Lechner A., Aeneas, de vader van de Romeinen, 1974
p. 67-68:
Jupiter bekeek glimlachend het mooie gezichtje van zijn
dochter die met boos fonkelende ogen voor hem stond. "Ik heb mijn plannen niet gewijzigd," antwoordde
hij. "Wees maar gerust; je zoon komt op een dag heus in Latium.
Ik zal je zelfs nog meer vertellen om je zorgen wat te verdrijven. Aeneas
zal wel heel wat oorlogen te voeren krijgen met de stammen, die nu dat land
bewonen. maar hij zal die wilde
volkeren onderwerpen, ze in steden doen wonen, en dan zullen ze langzamerhand
hun ruwe zeden vergeten en wet en orde aanhangen."
"Drie jaar lang zal Aeneas heersen over die veroverde gebieden.
Dan volgt Ascanius Julus hem op. Zijn
heerschappij zal dertig jaar duren en zijn macht zal heel groot zijn.
Na hem komen vele andere koningen van zijn huis.
Hun tijd duurt driehonderd jaar. Daarna
brengt Rhea Silvia, koningsdochter en priesteres, de tweelingbroers Romulus en
Remus ter wereld en die zullen door een wolvin gezoogd worden.
Romulus wordt geweldig sterk en krijgt de geest van een krijgsman.
Hij bouwt een nieuwe stad, gewijd aan de oorlogsgod Mars, en noemt die
met zijn eigen naam: Rome. Dat
wordt de hoofdstad van een reusachtig rijk, waarvan de macht tot aan de grenzen
van de zee reikt. Dan zijn de
poorten van de oorlog gesloten; aan de vreselijke waanzin is een einde gemaakt
en er heersen orde, recht en vrede."
Aldus sprak Jupiter.