CAESAR, D.B.G. V, 34

Maar het ontbrak de barbaren niet aan doorzicht. Want hun leiders bevalen in de hele slaglinie mee te delen dat niemand van zijn positie mocht wijken: ze zeiden dat het hun buit was en dat al wat de Romeinen achterlieten voor hen gereserveerd was; ze moesten er dus van overtuigd zijn dat alles in de overwinning gelegen was. Hoewel onze manschappen door hun leider en door het lot in de steek werden gelaten, plaatsten ze toch alle hoop op overwinning in moed, en elke keer dat iedere cohorte vooruit liep, stierf er een grote groep van de vijand aan die kant. Omdat hij dat feit had opgemerkt, beveelt Ambiorix mee te delen dat ze hun speren van ver moesten slingeren, dat ze niet al te dicht mogen naderen en dat ze naar het deel waarop de Romeinen een aanval uitvoeren, moeten gaan, en op hun beurt de Romeinen op de voet volgen terwijl ze zich terugtrekken bij de veldtekens.

(Nathan Coox)