De moribVs et sitV GermanorVm, cc.18-21

                 vertaling van M. Moonen, Tacitus' Germania, Antwerpen, 1945  (Klassieke Galerij, nr. 23)

lectuurnotities vind je hier

 [18] Quamquam severa illic matrimonia, nec ullam morum partem magis laudaveris. Nam prope soli barbarorum singulis uxoribus contenti sunt, exceptis admodum paucis, qui non libidine, sed ob nobilitatem plurimis nuptiis ambiuntur. Dotem non uxor marito, sed uxori maritus offert. Intersunt parentes et propinqui ac munera probant, munera non ad delicias muliebres quaesita nec quibus nova nupta comatur, sed boves et frenatum equum et scutum cum framea gladioque. In haec munera uxor accipitur, atque in vicem ipsa armorum aliquid viro adfert: hoc maximum vinculum, haec arcana sacra, hos coniugales deos arbitrantur. Ne se mulier extra virtutum cogitationes extraque bellorum casus putet, ipsis incipientis matrimonii auspiciis admonetur venire se laborum periculorumque sociam, idem in pace, idem in proelio passuram ausuramque. Hoc iuncti boves, hoc paratus equus, hoc data arma denuntiant. Sic vivendum, sic pereundum: accipere se, quae liberis inviolata ac digna reddat, quae nurus accipiant, rursusque ad nepotes referantur.

En toch is het huwelijksleven daar streng en geen enkel aspect van hun zeden is meer te loven.  Want zij zijn ongeveer de enige barbaren, die met één vrouw tevreden zijn, op zeer weinige uitzonderingen na, die het niet uit wellust doen maar omdat ze wegens hun aanzienlijke stand met vele huwelijksaanzoeken worden bedacht.

Het is niet de vrouw die aan de man de bruidsschat aanbiedt, maar de man aan de vrouw.  De ouders en de verwanten zijn bij die plechtigheid aanwezig en keuren de geschenken.  Die geschenken zijn niet uitgezocht om de vrouwen te behagen of de jonge bruid te tooien, maar het zijn ossen, een gebreideld paard, een schild met een framea en een zwaard.  Overeenkomstig deze geschenken wordt de vrouw als echtgenote verkregen en op haar beurt biedt zij de man een paar wapens aan: dat achten zij de hechtste band, dat is hun heilig mysterie, dat zijn de beschermgoden van het huwelijk.  Opdat de vrouw niet zou menen dat ze buiten de gedachte aan mannelijke daden en buiten de oorlogsgebeurtenissen staat, wordt er haar door de plechtigheden bij de inzegening van haar huwelijk op gewezen dat ze als deelgenote in de lasten en de gevaren in huis treedt, en dat ze in vrede en in oorlog hetzelfde (als haar man) zal moeten doorstaan en wagen: dat is de diepere zin van de gekoppelde ossen, van het opgetuigde paard, van de geschonken wapens.  Zo moet zij leven, zo sterven: zij neemt een opvatting aan die zij ongeschonden en in volle waardigheid aan haar kinderen overlaat, die de schoondochters overnemen en die verder op de kleinkinderen overgaat.

 

[19] Ergo saepta pudicitia agunt, nullis spectaculorum inlecebris, nullis conviviorum inritationibus corruptae. Litterarum secreta viri pariter ac feminae ignorant. Paucissima in tam numerosa gente adulteria, quorum poena praesens et maritis permissa: abscisis crinibus nudatam coram propinquis expellit domo maritus ac per omnem vicum verbere agit; publicatae enim pudicitiae nulla venia: non forma, non aetate, non opibus maritum invenerit. Nemo enim illic vitia ridet, nec corrumpere et corrumpi saeculum vocatur. Melius quidem adhuc eae civitates, in quibus tantum virgines nubunt et eum spe votoque uxoris semel transigitur. Sic unum accipiunt maritum quo modo unum corpus unamque vitam, ne ulla cogitatio ultra, ne longior cupiditas, ne tamquam maritum, sed tamquam matrimonium ament. Numerum liberorum finire aut quemquam ex adgnatis necare flagitium habetur, plusque ibi boni mores valent quam alibi bonae leges.

De vrouwen leven dus in een goed beschermde kuisheid, door geen verleidende toneelvoorstellingen, door geen zinnenprikkelende braspartijen verdorven.  Van geheime minnebrieven weten zomin de man als de vrouw iets af.  In dat zo talrijke volk doet overspel zich uiterst zelden voor; de straf daarvoor is onmiddellijk en wordt aan de echtgenoot overgelaten: met kortgeknipte haren jaagt de echtgenoot de vrouw in tegenwoordigheid der verwanten naakt uit zijn huis en drijft haar met de zweep doorheen heel het dorp; want voor het prijsgeven der kuisheid bestaat er geen vergiffenis, noch door haar schoonheid, noch door haar jeugd, noch door haar rijkdom zal de geschandvlekte een nieuwe echtgenoot vinden.  Niemand maakt in Germanië immers grapjes over vergrijpen; verleiden en verleid worden wordt daar niet als tijdgeest bestempeld.  Beter nog is het met die staten gesteld, waar alleen maagden huwen en met één hoop en één huwelijksbelofte het leven der vrouw voorgoed afgesloten wordt.  Zo ontvangen zij één echtgenoot, zoals ze één lichaam en één leven ontvingen, opdat er verder geen gedachte, langer geen begeerte zou zijn, opdat zij niet zozeer de echtgenoot, dan wel de echt liefhebben.

Het aantal der kinderen begrenzen of een nageboren kind doden houden ze voor een misdaad; daar hebben goede zeden meer kracht dan elders goede wetten.  

 

 

[20] In omni domo nudi ac sordidi in hos artus, in haec corpora, quae miramur, excrescunt. Sua quemque mater uberibus alit, nec ancillis ac nutricibus delegantur. Dominum ac servum nullis educationis deliciis dignoscas: inter eadem pecora, in eadem humo degunt, donec aetas separet ingenuos, virtus adgnoscat. Sera iuvenum venus, eoque inexhausta pubertas. Nec virgines festinantur; eadem iuventa, similis proceritas: pares validaeque miscentur, ac robora parentum liberi referunt. Sororum filiis idem apud avunculum qui ad patrem honor. Quidam sanctiorem artioremque hunc nexum sanguinis arbitrantur et in accipiendis obsidibus magis exigunt, tamquam et animum firmius et domum latius teneant. Heredes tamen successoresque sui cuique liberi, et nullum testamentum. Si liberi non sunt, proximus gradus in possessione fratres, patrui, avunculi. Quanto plus propinquorum, quanto maior adfinium numerus, tanto gratiosior senectus; nec ulla orbitatis pretia.

In ieder huis groeien de kinderen naakt en smerig op tot die gestalte en tot die lichaamsbouw waar wij verstomd over staan.  De eigen moeder voedt elk kind met de borst, zij worden niet aan meiden of voedsters overgelaten.  Heer en slaaf kan men door geen verfijning in opvoeding onderscheiden: te midden van hetzelfde vee, op dezelfde grond leven zij beiden, totdat de leeftijd de vrijgeborenen een afzonderlijke plaats toekent, de manhaftigheid die plaats bekrachtigt.

Laat kennen de jongelingen het huwelijksgenot, vandaar hun onverzwakte teelkracht.  En ook voor de meisjes zijn zij niet gehaast; hun leeftijd is dezelfde, hun hoge wasdom gelijk; even kerngezond paren zij en de kinderen weerspiegelen de kracht der ouders.

De zonen der zusters genieten bij hun oom dezelfde achting als bij hun vader.  Sommigen beschouwen deze band van het bloed als nog heiliger en nauwer, en dringen er nog meer op aan bij het ontvangen van gijzelaars, overtuigd als zij zijn dat zij daardoor het geweten vaster en de familie in een bredere kring gebonden houden.  Erfgenamen nochtans en opvolgers zijn alleen de eigen kinderen en dat zonder testament.  Zijn er geen kinderen, dan vormen de broers en de ooms langs vaders- en langs moederskant de naaste trap voor het overnemen van het bezit.  Hoe meer bloedverwanten, hoe groter het aantal der aanverwanten, des te aangenamer is de oude dag; de kinderloosheid wordt helemaal niet op prijs gesteld.

 

[21] Suscipere tam inimicitias seu patris seu propinqui quam amicitias necesse est; nec implacabiles durant: luitur enim etiam homicidium certo armentorum ac pecorum numero recipitque satisfactionem universa domus, utiliter in publicum, quia periculosiores sunt inimicitiae iuxta libertatem.  Convictibus et hospitiis non alia gens effusius indulget. Quemcumque mortalium arcere tecto nefas habetur; pro fortuna quisque apparatis epulis excipit. Cum defecere, qui modo hospes fuerat, monstrator hospitii et comes; proximam domum non invitati adeunt. Nec interest: pari humanitate accipiuntur. Notum ignotumque quantum ad ius hospitis nemo discernit. Abeunti, si quid poposcerit, concedere moris; et poscendi in vicem eadem facilitas. Gaudent muneribus, sed nec data imputant nec acceptis obligantur:

De erfgenaam moet zowel de veten van zijn vader of bloedverwant als de vriendschapsbetrekkingen overnemen; de veten duren niet onverzoenlijk voort; want zelfs doodslag wordt door (het uitkeren van) een overeengekomen aantal ossen en schapen uitgewist en geheel de familie krijgt voldoening, dit is voordelig voor de gemeenschap vermits de veten gevaarlijker zijn bij grote vrijheid.

Voor vriendengastmalen en gastvrijheid jegens vreemdelingen heeft geen ander volk een meer uitgesproken voorliefde.  Gelijk welke sterveling zijn dak ontzeggen, geldt voor hen als een heiligschennis; iedereen ontvangt aan zijn tafel, gedekt met spijzen volgens zijn vermogen.  Wanneer deze beginnen te ontbreken, dan wijst hij, die zo-even gastheer was, (de vreemdeling) een gastverblijf aan en begeleidt hem daarheen; ze begeven zich zonder uitnodiging naar het naaste huis.  Dat heeft geen belang; met dezelfde minzaamheid worden zij ontvangen.  Niemand maakt onderscheid tussen een bekende of een onbekende als het om gastrecht gaat.  Het behoort tot de gewoonte de gast bij zijn vertrek voldoening te schenken als hij om iets vraagt; en op zijn beurt heeft de gastheer dezelfde vrijheid van vragen.  Ze hebben genoegen in geschenken, maar ze rekenen het geven niet aan, ze nemen geen verplichting op zich door het ontvangen; de omgang tussen gastvrienden is vriendschappelijk.  

 

enkele kanttekeningen bij caput 20 (in fine):

2. Het gezin bij de Germanen bevatte in wezen buiten man en vrouw (eventueel vrouwen) ook kinderen.  Een gezin zonder kinderen leek de Germaan een contradictio in terminis, iets absurds.  Dit meen ik althans te mogen afleiden uit het feit dat iedere vorm van kinderbeperking ontbrak: numerum liberorum finire…flagitium habetur, waarbij flagitium zoveel betekent als schanddaad, iets waarover men zich schamen moest.  Ook vind ik steun voor die stelling in de omstandigheid dat de Germanen kinderloosheid niet op prijs stelden, maar integendeel een groot aantal bloedverwanten als een zegen beschouwden en een houvast voor een verzekerde oude dag: quanto plus propinquorum, quanto maior adfinium numerus, tanto gratiosior senectus; nec ulla orbitatis pretia.  Rome integendeel kende de nefaste officieuze instelling van het parasitisme, waarvan erfenisjagerij niet de geringste uiting was.  Had iemand geen erfgenaam, maar was hij tevens rijk,  dan werd hij verwend en opgezocht door op buit beluste erfenisjagers.

Het gezin bij de Germanen vormt een onderdeel van een groter kader, met name van de sibbe.  Deze term is afgeleid uit het Angelsaksische sib: "vrede en vriendschap", in latere tijden "verwantschap".  Het is een Germaanse familiale groepering.  Ze bevat alle bloedverwanten zowel van moeders- als van vaderskant.  Oorspronkelijk was de band langs moederskant hechter dan deze langs vaderskant.  De oom van moederszijde hield de zonen van zijn zuster in eer net als hun vader zou doen: sororum filiis idem apud avunculum qui ad patrem honor; quidam sanctiorem artioremque hunc nexum sanguinis arbitrantur.  Hoe verklaren dat de band tussen een oom en de zonen van zijn zuster voor hechter en heiliger wordt aangezien?  Een vroeger vigerend matriarchaal stelsel en huwelijksgebruik biedt hier een oplossing.  Heeft een vrouw meerdere mannen dan is haar broer de aangewezen persoon om de belangen van zijn neefjes te behartigen tegen hun halsbroers en tegen de andere mannen van hun moeder in.  Men kan ook een beroep doen op de speciale tederheid, die in Germanië kan bestaan hebben tussen broer en zuster.   De taalkunde levert ons aanduidingen van het bestaan van zulke tederheidsverhouding bij bepaalde Indo-europese volken.  Het Nederlandse 'oom' komt uit auhaim, op zijn beurt ontstaan uit awaz haimaz: "lieve grootvader".  Het Latijnse avunculus is het diminutivum van avus en betekent dus in eerste instantie "lieve grootvader", "lief grootvadertje".  Het verkleinwoord in het Latijn kan verwijzen naar iemand of iets liefs! Eigenaardig is dat deze speciale band van tederheid zich niet heeft doorgezet op juridisch vlak.  In het erfrecht komt de oom van moederszijde niet in aanmerking tenzij na de oom van vaderskant.  De reden hiervan? Wellicht diende de oudere matriarchale structuur te wijken voor een jongere patriarchale.

uit: Piet Lauwers, Het gezin bij de Germanen volgens Tacitus' Germania, in Kleio, 7,1 (1977), pp.31-44

download hier de werkvertaling

 

 

bron: http://www.thelatinlibrary.com/tacitus