HULP BIJ DE LECTUUR

 terug naar beginpagina

Peristylium B

  OVIDIVS

on line:

Pyramus en Thisbe

Daedalus en Icarus

Koning Midas

Pygmalion

op komst / in wording:

Narcissus en Echo

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


Pyramus en Thisbe

 

Per.B p.22p.24p.26p.28p.30

werkvertaling

 

 

Per.B.p.22

v.56       quas antecedent: puellis
              
puellis: prefixdatief bij prae-lata (van prae-ferre)
               de inhoud van dit vers = het mooiste meisje uit het ganse Oosten

v.57       contiguas: dominant: domos (domus, -ūs is vrouwelijk !)
               tenuēre = tenuerunt: act. ind. perf. 3de mv  van tenere,-eo
               domos tenuere: habitavēre: ze woonden
               contiguas domos tenuere: ze woonden vlak naast elkaar
               altam: hoort grammaticaal bij urbem, maar naar de betekenis mij muris

v.58        dicitur: dit heet in ons vakjargon een persoonlijk passief of een persoonlijke constructie

v.59        notitiam vicinia fecit: betekent letterlijk: hun nabuurschap zorgde voor een kennismaking, vlotter: omdat ze buren waren leerden ze elkaar kennen

v.60        coissent: act. conj. plusqpf.3de mv., staat voor irrealis verleden, dus het is nooit gebeurd

v.61        vetuere / potuere: dichters maken liever van deze vormen gebruik omdat die beter en makkelijker in te passen zijn in het metrisch schema van de dactylische hexámeter, de normale vormen op –erunt zouden teveel lange lettergrepen na elkaar opleveren:

               vĕtŭērūnt - vĕtŭērĕ

               quod: als het antecedent het hele vers 62 is, dan staat ook hier het relativum weer vóór zijn antecedent (zoals in vers 56)

v.62        ardebant: act.ind.impf. 3de mv, het imperfectum wijst op de langere duur van de handeling, ze zijn niet één enkel moment op elkaar verliefd, maar de hele tijd en steeds meer en meer
conscius omnis abest
: letterlijk: elke medewetende is afwezig, da’s weer zo’n typische poëtische manier om te zeggen dat niemand er iets van afwist

v.63        nutu: moet wel een poëtisch enkelvoud zijn, gezien de vorm signis: als ze meerdere tekens gaven (met hun handen of hun mimiek of zo) dan zullen ze ook wel meerdere malen met hoofdknikken aan elkaar signaal gegeven hebben!

v.64        de inhoud van het vers is dat de liefde van die jongelui voor elkaar des te hoger oplaait, naarmate ze in het verborgene blijft (het gebruik van het woord ignis is typisch voor liefdespoëzie: ignis is vuur, liefdesvuur, vandaar synoniem voor liefde)

naar pagina-index

   

Per.B p.24

 

v.81       nocturnos ignes: de sterren aan de nachtelijke hemel

v.82       siccare komt van siccus, -a,-um: droog; zodat siccare “drogen, opdrogen” betekent

v.83       coiēre: Act.ind.perf. 3de mv (coierunt)

v.83-89 de zinsstructuur :

         Tum murmure parvo multa prius questi,
statuunt
   
     ut nocte silenti                   fallere custodes
   
                                                 foribusque excedere
         temptent,
   
                 cumque domo exierint,
   
     urbis quoque tecta relinquant,
                   
neve sit errandum lato spatiantibus arvo,
   
     conveniant ad busta Nini
   
     lateantque sub umbra arboris.

v.85        custodes : kan gaan over de dienaren in hun beider huizen, die ‘s nachts wellicht ook voor de bewaking instonden, of het kan gaan over hun ouders, die de liefde tussen hun kinderen niet zagen zitten en er dan ook op zouden toezien dat die twee niet stiekem met elkaar afspraakjes regelen

v.85-86  foribusque: de –que verbindt fallere en excedere
               cumque : deze –que verbindt temptent met relinquant

v.86       exierint : zou in indic.fut.ex. staan in directe rede
               tecta: pars pro toto

v.87       neve: de et die hierin schuilgaat verbindt relinquant met conveniant
   
         ne sit errandum wordt ingeleid door conveniant (ook al komt dat werkwoord pas na de doelzin, inhoudelijk is het er wel de dominant van: ze komen bijeen bij het graf van Ninus, opdat ze niet zouden moeten ronddwalen op dat uitegstrekte terrein buiten de stad)
              errandum: gerundivum, want het heeft een datief HV bij zich (spatiantibus

v.93       cardine: ond. van de losse abl. versato cardine

v.94       suos: haar huisgenoten (ouders of dienaren, het speelt weinig rol)
              vultum: is accusatief bij adoperta (van adoperiri: bedekken), maar dat werkwoord is onovergankelijk en kan dus geen LV hebben, daarom moet je deze accus. beschouwen als een accus. van betrekking (dat is ongeveer hetzelfde van inhoud als een beperkende ablatief)
                 adoperta vultum: vlot vertaald geeft dat “gesluierd” (letterlijk: “bedekt wat haar gezicht betrof”)

v.96       audacem: accus. BVG bij <eam>

              Wat Ovidius bedoelt is dat Thisbe, door haar liefde gedreven, dingen doet en durft die ze in andere omstandigheden wellicht niet zou durven.  Maar nu ze op weg is naar haar geliefde, kunnen risico’s en gevaren haar niet tegenhouden

v.97       boum: voorwerpsgenitief bij caede
              spumantes: bijgesteld adj. bij rictus

v.98       depositura: bijgesteld adj. bij leaena, dus Act.part.fut. nom.vr.enk.: “van plan om haar dorst te lessen”

naar pagina-index

   

Per.B.p.26

 

v.100    timido: hoort grammaticaal bij pede, maar inhoudelijk bij het onderwerp van fugit, dus Thisbe

v.101    tergo: abl. verwijdering bij lapsa

v.102    ut leidt compescuit in, dus ut+indic., het is vrijwel synoniem met ubi of cum

v.103    inventos heeft als dominant amictus
              ipsa: doelt natuurlijk op Thisbe – die was niet meer in dat kledingstuk gehuld 

v.105    serius: absolute comparatief, dus: “te laat”
              egressus: blijkens het genus kan het alleen maar over Pyramus gaan

v.106    certa hoort bij vestigia (vlot vertaald: “duidelijke sporen”)

v.107     Pyramus besluit uit zijn vondst dat een leeuw Thisbe heeft verslonden (dat hij al meteen zelf aan een leeuw denkt, blijkt uit vers 114)

v.110     miseranda: vocatief, want het staat in de aangehaalde woorden die Pyramus richt tot Thisbe

v.111    metus: een vorm van prolepsis, want angst komt pas op als er gevaar dreigt
             ego: moet het antecedent zijn van qui, want het werkwoord waarvan qui onderwerp is (iussi) staat in de eerste persoon enkelvoud (en een relativum neemt toch genus en getal en persoon over van zijn antecedent)

              iussi: act.ind.perf. 1ste enk. van iubere

v.112    nec verbindt iussi met veni

v.113     sceleratus komt van scelus, -eris: “misdaad”, dus zijn scelerata viscera “misdadige ingewanden”

v.115     de betekenis van deze uitspraak is: als je uit het leven wilt stappen, en je bent een moedig persoon, dan neem je zélf initiatief en ga je niet wachten en enkel maar hopen op een snelle dood

v.117     notae moet verbonden worden met vesti: datief MV bij dedit

v.118     Met dit vers zegt Pyramus dat hij zichzelf dood zal steken, zodat zijn bloed op de aarde zal stromen

v.119     quoqueferrum : de hoeveelste maal is dit nu al dat het antecedent pas ná het relativum opduikt?

naar pagina-index

 

Per.B.p.28

 

v.128     ne fallat: de vraag is: waarom? Met welke bedoeling, dus ne leidt een negatieve doelzin in

v.130     vitarit = vitaverit: act.conj.perf. 3de enk., conjunctief omwille van de indirecte vraag (ingeleid door het vragende adjectief quanta) na narrare, perfectum omdat de bijzin voortijdig is tov de dominant narrare

v.132     incertam: accus. BVG bij <eam>, dat op zijn beurt LV is van facit

v.133     tremebunda: dominant is membracruentum: dominant is solum
  cruentus komt van cruor, -oris (m): “bloed”, cruentus is dus “bebloed, bloederig”

v.134     buxo: abl. 2de lid vgl na pallidiora
  ora: dominant is gerens, waarbij ora het LV is

v.136     quod: antecedent is aequor, -oris (o): “zeevlak”

                  Dit vers vergelijkt haar huivering met een zee-oppervlakte die in kleine golfjes wordt getrokken door een zacht briesje

              summum (aequoris): het oppervlak van het water

v.137     suos amores: poëtisch meervoud

v.140     fletum: abstractum pro concreto, want ze vermengt haar tranen met het bloed, niet haar geween

v.142     quis: bijvoeglijk bij casus (je zou hier eigenlijk qui verwachten, maar in poëzie wordt die regel zeer nonchalant toegepast)

v.144     nominare komt van nomen, -inis (o): “naam”; nominare heeft hier de betekenis van ‘aanroepen, roepen, toespreken”

 naar pagina-index

 

Per.B.p.30

 

v.145    gravare komt van gravis, -is, -e: “zwaar” en betekent dus “bezwaren, verzwaren”

v.146    visa: werkwoord in de losse abl. visa illa

v.147    quae: pseudo-relatief: Et postquam ea…, waarbij ea natuurlijk Thisbe is
              ense: abl. van verwijdering bij vacuum (ebur vacuum ense is een schede zonder zwaard)

v.148     ebur: de stof wordt genoemd voor het voorwerp dat daaruit vervaardigd is

v.149     fortis: de dominant is manus
              unum hoc (factum): deze ene daad: nl. zelfmoord plegen met het zwaard
              mihi: datief van bezit bij est

v.150     hic: verwijst wellicht naar de amor van vlak daarvoor, hoewel normaal de i in het aanwijzend voornaamwoord kort is, en ze hier (cf. de scansie) lang is (hīc is in feite het bijwoord “hier”)

v.151     miserrima: dominant is causa en de dominant van tui is comes

v.152     causa comesque wil zeggen dat Thisbe enerzijds de reden is waarom Pyramus nu dood is (ware het niet voor haar, dan was hij die avond nooit buiten de stadspoorten gegaan) en anderzijds hem nu zal volgen in de dood, haar besluit om zichzelf van het leven te beroven is nu al genomen

v.153     sola: dominant is me
              nec: kan vertaald worden met: “evenmin”

 v.162     aptato: werkwoord in de losse ablatief met mucrone
              pectus: accus. met imum bij het voorzetsel sub
              imum pectus: “het onderste van haar borst” à “onder in haar borst”

v.163     caede: abstractum pro concreto, het zwaard is niet lauw van het doden op zich, maar van het warme bloed dat erover gevloeid is

v.164     tamen beklemtoont hier dat de goden zowel als de ouders van beide jongelui geraakt worden door dit bewijs van hun ultieme liefde voor elkaar – hoe hard ze ook waren tegenover de liefde van de twee toen die nog leefden, zo vermurwd zijn ze nu, nu is gebleken hoe erg diep de gevoelens van Pyramus en Thisbe voor elkaar wel waren

 naar pagina-index

 

   

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


Daedalus en Icarus

 

Per.B. p.50p.52p.54p.56

    

Per.B.p.50

 

v.183     longumque: -que verbindt Creten met longum exsilium

v.184     tactusque: -que verbindt perosus met tactus

v.184     loci : voorwerpsgen. bij amore

v.184     natalis komt van nasci: “geboren worden”; locus natalis: “geboorteplaats”

v.184     amore: dominant is tactus; amor is hier “heimwee”

v.185     et: vebindt terras met undas

v.186     inquit: onderwerp is Daedalus

 

v.188     dixit: het LV is bv. haec

v.188     ignotas: dominant is artes

v.188     animum dimittit:  “hij richt zijn geest op…”, vlot: “bedenkt, vindt uit”

v.189     novare: komt van novus, -a, -um: “nieuw”, een bruikbare vertaling is hier dus “vernieuwen”

v.190     longam breviore sequente: in dit geval is de betekenis dat de korte op de lange volgt, alsof de lange veren er al waren, maar uit vers 190 blijkt dat hij met de kortste veertjes begonnen was.  Het logisch juistere lōngā brĕvĭōrēm sĕquēntĕ is metri causa onmogelijk

v.191     ut…putes: gevolgzin: “zodat je zou menen…”

v.192     dispar: “on-gelijk”

v.193     medias / imas: nl. pennas

v.193     et: verbindt medias en imas met elkaar

v.195     ut…imitetur: conjunctief wijst wellicht op doelschakering (”om…”) hoewel een gevolgschakering ook wel mogelijk is (“zodat…”)

 naar pagina-index

 

 

Per.B.p.52

 

v.196     et: verbindt stabat met captabat

v.196     ignarus: nl. se tractare, waarbij se uiteraard wijst op Icarus (het is een reflexief voornaamwoord, dus het slaat terug op het hoofdonderwerp van de zin – let wel: in een inf.zin mag je het niet vertaling met zich!)

v.196     pericla: de syncope is metri causa

v.196     tractare: hier “spelen met”

v.197     quas: antecedent: plumas

v.199     mollire: komt van  mollis, -is, -e “zacht”; dus betekenis: “verzachten, zacht maken”

v.199     lusus: komt van ludere: “spelen”, dus betekenis “spel”

v.199     mirabilis: komt van mirus, -a, -um: “wonderlijk” en betekent dus “bewonderenswaardig” (adjectieven op –bilis drukken een mogelijkheid uit)

v.196-200: de imperfecta:

              stabat: beschrijvend – captabat: de conatu – mollibat: beschrijvend – impediebat: verhalend

v.200     coepto: prefixdatief bij imposita est

v.202     mota: een HV dat zinvol past in de context is alis

 

v.203     medioque: de –que verbindt instruit met ait

v.203     het regerend werkwoord is moneo, verbum volendi

v.204-205: demissior en celsior zijn absolute comparatieven

v.204     ne…: zijn negatieve doelzinnen, de vraag waarop zij antwoorden is dus: Waarom?

v.205     gavare komt van gravis,-is,-e: “zwaar”, en betekent dus “verzwaren, zwaar maken”

v.205     ignis: Ovidius bedoelt de zon

v.208     me duce: in die losse abl. is duce het PN bij me, vlot: “onder mijn leiding”

v.208     carpere viam: vlot: “reizen”,  praecepta volandi: “vlieglessen”, “vlieginstructies”

 naar pagina-index

 

Per.B.p.54

 

v.210    monitus: komt van monere: “waarschuwen” en betekent dus “waarschuwing”

v.210    senilis komt van senex: “oude man” en betekent dus: “van de oude man”

v.210-211 iterum repetenda: zegt in feite twee keer hetzelfde, het is een amplificatie – bovendien hoort het bij oscula, wat dus een hyperbaton is in enjambement

v.212     pennisque: de –que verbindt dedit met volat

v.213     alto: dominant is nido (een heel wijd hyperbaton!)

v.214     quae: antecedent is ales (ales, -is (v): grote vogel)

v.215     damnosus komt van damnum, -i (o): schade en betekent dus “schadelijk, schadebrengend”

            kijk hier eens naar een plan van het stukje Middellandse Zee waarover Daedalus en Icarus gevlogen zijn.

v.217     vidit: drie onderwerpen: aliquis – pastor – arator

v.218     baculo: prefisdatief bij in-nixus

v.219     quique: de –que verbindt obstipuit en credidit

v.219     possent : redengevende schakering (de conjunctief wijst op zich ook al op IRRZ)

v.220     deos: PN in de inf.zin esse deos

v.220     Iunonia: de eind –ă is kort, dus congrueert het met Samos

v.223     cum…coepit: cum inversum (aangekonigd door iam in de hoofdzin) – de redenen zijn: de grammaticale hoofdzin gaat voorop, in die hoofdzin staat iam of vix of nondum, in de cum-zin wordt de belangrijkste mededeling gedaan

v.223     volatus: komt van volare: “vliegen” en betekent dus “vlucht”

v.224     caeli: voorwerpsgenitief bij cupidine

 

 naar pagina-index

 

Per.B.p.56

 

v.225     vicinia: komt van vicinus, -a, -um: “naburig” en betekent dus “buurt, nabijheid”

v.226     mollire: komt van mollis, -is, -e: “zacht, week” en betekent dus “zacht maken, doen smelten”

v.227     nudos: nl. omdat de veren gelost waren

v.228     remigio: abl. beroving bij carens – het doelt op de vleugels, uit veren gemaakt, waarmee hij als het ware door de lucht ‘roeide’

v.226-227           dichterlijke meervouden in deze verzen:

                  odoratas ceras – vincula – cerae

v.229     ora is een pars pro toto : met mond wordt hier natuurlijk heel Icarus bedoeld, maar op dit moment is zijn mond het lichaamsdeel dat de actie draagt: hij roept nog op zijn vader op het moment dat hij in het water stort

v.229     patrium: adjectief bij nomen, dus accus.o.enk. LV van clamantia

v.231     dixit: het perfectum wijst op een eenmalige verleden handeling; Daedalus roept weliswaar meermaals op Icarus, maar dicit wordt ook telkens vermeld – dicebat (imperfectum) laat voelen dat hij nog aan het roepen is op het moment dat hij onder zich (in zee) de bewijzen ziet van wat er zich heeft afgespeeld

v.232     requiram: Act.conj.pres. 1ste enk. – overleggende vraag in het heden

v.235     sepulti: dominant is nomine

 

 naar pagina-index

 

Koning Midas

 

Per.B p.110p.112p.114

situering van de plaatsnamen uit de inleiding: zie hier

Per.B.p.110

 

v.102   usurus: part. fut. van uti

v.103   vertatur: completief LV na effice: verbum curandi; presens: gelijktijdigheid met effice

v.104   annuit: ond. is Liber
nocitura: part. fut. van nocēre
solvere: hier best "toekennen" of "verwerkelijken"

v.105   petisset: conjunctief omwille van IRRZ

v.107   fides: hier best "betrouwbaarheid"
tangendo: gerundium, want het heeft een LV bij zich (singula)

v.108   fronde: abl. reden/oorzaak bij virentem

v.111   contactus: van contingere: aanraken, dus: "aanraking"
potenti als CD vertalen geeft dit resultaat: "de kracht van de aanraking"

v.113   arbore: dominant is demptum, waarbij de abl. van verwijdering aansluit

v.114   donasse: inf.perfectum, voortijdig tov putes
putes: conj. presens als potentialis heden

v.116   ubi + plusqperf.: "wanneer…"

v.117   (e) palmis: abl. verwijdering bij fluens

 naar pagina-index

Per.B.p. 112

 

v.118   spes: hoort samen met suas, dus acc.vr.mv.
            Ovidius wil zeggen dat Midas nauwelijks kan geloven wat hem overkomen is
            fingens: hier best "zich voorstellen"

v.119   gaudenti: datief  voor-/nadeel bij posuere: het gaat om Midas natuurlijk
            posuēre = posuērunt: act. ind. perf. 3de mv

 

[v.120  nec: verbindt exstructas en egentes
            nec egentes: litotes]

 

v.121   Cerealia munera / dona: omschrijvingen voor brood

v.123   avido dente: hypallage, want de tanden kunnen toch niet begerig zijn, dat kan alleen gezegd worden van de eigenaar van de tanden, dus de oplossing van de hypallage is: avidus

v.124   admoto dente: losse abl.: nadat hij erin gebeten had
            premere: hier best "omsluiten" of "bedekken"

v.125   auctorem muneris: Midas had zijn geschenk gekregen van Bacchus, de wijngod; dus hier wordt het soort metonymie gebruikt waarbij de naam van een god wordt genoemd voor zijn/haar kenmerk.

v.126   rictus: duidelijk een spot aan het adres van de gulzigheid van Midas

v.127   novitas: hier best "het onverwachte"

v.128   voverat, odit: twee tegengestelde begrippen vlak naast elkaar: oxymoron

v.129   copia: overvloed aan voedsel (wat hij ook probeert te eten, alles wordt goud, hoeveel hij ook aanraakt)
            relevat: < lĕvis: dus: "verlichten" of hier best "stillen"
            arida: hypallage voor aridum: grammaticaal hoort het bij sitis, maar inhoudelijk bij guttur

v.131   caelumque: de –que verbindt inquit met de voorgaande zin: in proza zou de woordorde ongeveer de volgende zijn: Et manus et splendida bracchia ad caelum tollens, inquit:…

v.132   Lenaee pater: weer een andere naam voor Bacchus / Dionysus

v.133   miserere: komt van het deponente misereri, dus: Dep.imperat.pres.enkelvoud
            speciosoque: de –que verbindt miserere met eripe

 naar pagina-index

Per.B.p.114

v.134   mite : nom. PN bij numen <est>

v.134   peccasse : Act.inf.perf. van peccare : ‘zondigen’

v.135   pacti : dominant is fide, dus : voorwerpsgen., die je meestal niet met ‘van’ vertaalt, maar beter : ‘uit trouw aan de afspraak’

v.135   fide : antwoordt op de vraag ‘waarom’

            de hele uitdrukking betekent : ‘de geschenken die hij uit trouw aan de afspraak gegeven had’

v.135   solvere : hier : ‘ongedaan maken’

v.136   neve : de et die hierin verborgen zit, verbindt solvit (vers 135) en ait (v.137)
            ne
 : leidt maneas in, het regerend werkwoord van die doelzin is vade

v.136   male : bijwoord, dominant is optato

v.137-141 de hoofdwerkwoorden zijn : vade – carpe viam – subde – elue
            ze worden verbonden door : -que (v.138), -que (v.140), -que (v.141) : dus : polysyndeton

 

v.137   Sardibus : dominant is vicinum

v.138   in één woord : ‘stroomopwaarts’

v.140   tuum : dominant is caput (v.141)

v.140   qua : is geen relativum, want er is geen enkel woord dat vrouwelijk antecedent kan zijn

v.140   plurimus : nom. dus BVG bij het ond. van exit (sc. fons)

v.141   corpusque : de –que verbindt corpus met crimen

 

v.142   iussae aquae : lett ; ‘het (aan)bevolen water’, nl. die bron waarover in vers 140 gesproken is

v.142   succedere = sub (onder) en cedere (gaan, wijken), dus : ‘onderdompelen’

  naar pagina-index

 

Narcissus en Echo

Per.B  p.126 - p.128 - p.130 - p.132 - p.134

Per.B.p. 126

 

v.353   cupiēre = cupiverunt: indic;perf.
v.355   tetigēre = tetigerunt

v.356   hunc: LV van adspicit
            cervos: LV agitantem

            Narcissus drijft dus de herten in de jachtnetten

v.357  loquenti: dat. voor-/nadeel bij reticere: "zijn mond houden voor…" = zwijgen zodat de gesprekspartner kan praten

v.358   didicit < discere

v.357-358:            Echo heeft nooit geleerd te zwijgen als iemand aan het praten is, ze echoot altijd onmiddellijk de gesproken woorden terug; evenmin kan zij beginnen te praten, ze moet altijd wachten tot iemand anders iets zegt

v.359   Echo is het onderwerp, corpus en vox zijn PN

v.360  garrula: nom. vr. enk, BVG bij Echo

            alium: dominant is usum
            oris: dominant is usum

v.360-361: usum habere: "gebruiken"

v.361   multis: sc. verbis
            novissima verba: de laatste woorden van de hele reeks die iemand daarvoor heeft gesproken (de echo herhaalt immers enkel de laatst gehoorde klanken)
het hele vers 361 verklaart het woord usum van vers 359

 

v.362   hoc: nl. het feit dat Echo niet kon praten, alleen napraten
            quia…tenebat
            posset: ond. is Juno, want verder staat Iove suo: en Juno was de echtgenote van Jupiter

v.363   het gaat om Jupiters overdreven gezonde libido; hij had een ontzaglijke reeks avontuurtjes met godinnen, halfgodinnen en zelfs sterfelijke vrouwen

v.364   illa: verwijist naar Echo
            prudens (uit pro-videns): hier best "opzettelijk"
            tenere: hier best "aan het lijntje houden"

 

v.365   hoc: doelt hier op dat opzettelijk aan het lijntje houden: eerst zal Juno niets doorgehad hebben, maar spoedig realiseert ze zich dat Echo alleen maar zolang met haar praat om de andere nimfen de kans en de tijd te geven om zich uit de voeten te maken

v.366   linguae: dominant is potestas

v.367   vocisque: deze –que verbindt vocis met linguae

v.368   reque: deze –que verbindt firmat met ait
dit komt in de buurt van ons spreekwoord: en ze voegde de daad bij het woord
            haec: verwijst naar Echo
            loquendi: gerundium, genitief bij fine (en dus zeker zonder passieve betekenis en zonder de bijklank "moeten")

 

naar pagina-index

Per.B.p. 128

 

v.379   comitum: dominant: agmine
            agmen: troep
            fido: hypallage voor fidorum: grammaticaal congrueert het met agmine (abl.o.enk.), maar inhoudelijk staat het bij comitum (gen.m.mv.)

v.381   utque: de –que verbindt stupet en clamat

v.382   vocat illa vocantem: Echo herhaalt de laatste woorden van Narcissus, die had geroepen "Veni", en dat doet zij dus ook

v.383   et verbindt respicit en inquit
            respicit: ond. is Narcissus
            nullo: abl. , ond. in de losse abl. nullo veniente
            nullo veniente: eigenlijke een vermomde redengevende bijzin: "omdat"

v.385   alternae vocis imago: de echo

v.386   coeamus: Act. conj. pres. 1ste mv. van co-ire: hortativus
            nullique: de –que verbindt ait met rettulit

v.387   nulli: dominant is sono

v.389   ut iniceret: dus is de vraag: "waarom", waarop een doelzin antwoordt
            collo: prefixdatief bij in-iceret

v.390   complexus: van complecti: "omhelzen"
            manus complexibus aufer: letterlijk: "haal je handen af van omhelzingen": Narcissus wil voorkomen dat Echo hem om de hals vliegt

v.391   Hij zegt in feite: ik val nog liever dood dan dat ik jou je zin geef, dan dat ik jou ter wille ben
            tibi: bezitsdatief bij sit
            nostri: voorwerpsgen. bij copia

v.392   sit: hier: aansporing derde persoon

naar pagina-index

Per.B.p. 130

v.393   spreta: nom.vr.enk. – BVG bij het ond. van latet, en dat is Echo

            ora: van os, oris (o): mond, gezicht – hier poëtisch meervoud

v.394   solis: hypallage voor sola: grammaticaal hoort het bij antris, naar de betekenis bij het ond. van vivit (alweer Echo dus)

v.395   tamen: de tegenstelling zit in het feit dat ze zich afzondert in de bossen en grotten, maar nog altijd hevig verliefd blijft op Narcissus, zelf steeds méér verliefd wordt, alleen al door het feit dat ze afgewezen is

            crescit dolore repulsae: door de pijn van de afwijzing laait de liefdesgloed nog heviger op: het is juist omdat Narcissus haar niet heeft gewild, dat haar verlangen naar hem nog intenser wordt

v.396   vigiles curae: de liefdeszorg die haar uit haar slaap houdt: daardoor wordt ze steeds magerder, ze verliest alle zorg om haar lichamelijk welzijn, uit liefdesverdriet
(in er erotische poëzie wordt cura vaak gebruikt voor liefde, meer bepaald ongelukkige liefde of liefde die niet beantwoord wordt)

v.399   ossa: acc.onz.mv., ond. in de inf.zin ossa traxisse, die afhangt van ferunt (= men vertelt, men zegt), een verbum declarandi
            trahere: hier best: "aannemen"

v.415   sitis altera: de andere dorst, nl. de dorst naar liefde, naar het beantwoorden van de liefdesgevoelens die hij voelt voor zijn spiegelbeeld

v.417   spem: concreet gaat het om de hoop op antwoord van het spiegelbeeld: hij wil dat zijn gevoelens voor dat beeld een positieve reactie uitlokken
            corpus: acc.onz.enk., PN bij <id>, dat op zijn beurt OND is van esse

naar pagina-index

Per.B.p. 132

v.430   videat: conjunctief in Ind.vraag – videt is gewoon relatiefzin zonder schakering, dus in indicatief
            quod: antecedent is illo

v.431   qui is het relativum dat naar idem error verwijst, en error staat niet voor maar ná het relativum
            idem error: noemt het gevolg met de betekenis van de oorzaak
            Narcissus' ogen worden bedrogen door het waanbeeld van die lieftallige jongeling in het water: maar hetzelfde waanbeeld dat de ogen beetneemt, prikkelt hen ook telkens

v.432   credule: verwijst naar Narcissus – we horen hier dus de dichter van deze verzen zelf aan het woord
            fugax: < fugere: vluchten = vluchtig, snel vervagend

v.433   avertere: nl. van zijn eigen spiegelbeeld in het water

 

naar pagina-index

 

 

Pygmalion

Per.B. p.152 - p.154 - p.156 - p.158

 

Per.B.p.152

 

v.243   per crimen: "in misdaad", nl. losbandige zedeloosheid

v.244   quae: acc.o.mv. (antecedent: vitiis), LV van dedit
            plurima: congrueert met quae

v.245   femineus < femina: de dominant is menti

v.247   interea: letterlijk "intussen"; hier ook causaal: "en daarom"
            feliciter: "op geslaagde wijze"

v.248   quā: antecedent: formam

v.249   operis (sui): voorwerpsgenitief bij amorem

v.250   quam: acc., ond. van vivere (en velle)
            credas: conj. presens: potentialis heden

v.251   et: verbindt vivere en velle (beide zijn completiefzin LV na credas: verbum sentiendi)
            obstet: conj. presens: potentialis heden
            si non obstet reverentia: "als schaamtegevoel niet in de weg zou staan" > "als ze zich er niet voor zou schamen"
            moveri: "aangeraakt worden", eventueel "in beweging komen"

v.252   ars: "kunst" arte: "techniek"
zozeer zit kunst verborgen in haar eigen techniek

v.253   corporis: voorwerpsgen. bij ignes (= metafoor voor amorem)

v.254   temptare: "onderzoeken"

v.255   fateri: "aanvaarden"

naar pagina-index

Per.B .p.154

 

v.256   oscula: LV van dat en ond. van reddi

v.258   veniat: conj.pres., completief LV na metuit, wat een verbum timendi is, met ne+conj.

v.259-269   en= modo…modo
            die meisjes graag hebben: grata puellis
            veelkleurige: mille colorum
            haar lichaam: artūs
            zijn bedgenote: tori sociam
            liet…rusten: reponit

v.260   illi: datief MV bij fert

v.263   lacrimas: noemt de stof waaruit iets gemaakt is in plaats van het voorwerp zelf

v.266   nec minus formosa: litotes

v.268   sociam: acc., BVG bij hanc

v.269   sensura: < sentire: partic. futurum, congrueert met colla (acc.o.mv.)

naar pagina-index

Per.B.p.156

 

v.270   totāCypro
            celeberrima: dominant is festa dies

v.271   inductae: dominant is iuvencae

v.272   concidere: "neervallen"

v.274   et: verbindt constitit met dicit (op vers 276)
            timide: dominant is dixit
            di: vocatief

v.275   sit: conj.presens; completief LV na opto <ut>

v.276   mea: <virgo>
            eburnae: dat.
MV bij similis

v.277   sensit: ond. is Venus

v.278   quid…velint: ind.vraag na sensit
            velle: "betekenen"
            et: verbindt sensit met accensa est

naar pagina-index

Per.B.p.158

v.280   rediit: van de feesten van Venus weer naar huis

v.281   visa est: het is enkelvoud, dus moet het wel slaan op puella uit vers 280
            admovet: ditmaal is Pygmalion onderwerp

v.282   temptare: "betasten", eventueel "onderzoeken"

v.283   posito rigore: losse abl.; vlot: "niet langer stijf / hard"

v.284   subsidit digitis ceditque: door de druk van Pygmalions vingers geeft het malse vlees van het beeld mee en wordt het lichtjes ingedrukt  (vergelijk met o.a. de Roof van Proserpina van Bernini)

v.285   tractata: dom. is cera
            pollice: dom. is tractata
            multas: dom. is facies
            remollescere: re-: "opnieuw" + mollis: "week, zacht" + -sc-: inchoatief suffix: "weer zacht worden"

v.286   facies: "vorm"
            utilis: "kneedbaar"
            ipsoque fit utilis usu: door de was te gebruiken, met name te kneden, wordt hij soepel en bruikbaar om hem in allerlei vormen te kneden

v.287   falli: pass. inf. presens van fallere

v.288   rursusque: de –que verbindt amans met retractat
            vota: abstractum pro concreto: hij bedoelt het tot leven gekomen beeld

v.290   concipere: "formuleren"

v.291   agat: conj. presens in een relatiefzin: schakering van doel
            ora ore suo premit: hij zoent het beeld, dat nu een écht meisje geworden is

v.292   ora…non falsa: een wijd hyperbaton in enjambement: dat benadrukt dat het beeld levend is geworden

v.293   timidumque: de –que verbindt erubuit met vidit
            lumina: poëtisch meervoud: het kan gaan om het daglicht, ofwel is het echt meervoud en betekent het de ogen van Pygmalion
            lumen: dit is wat het meisje opslaat naar de lumina: dus gaat het om haar eigen blik, haar eigen ogen (je zou hier dan kunnen gewagen van een poëtisch enkelvoud)

v.294   cum: voorzetsel met de ablatief (caelo); er staat immers geen werkwoord meer in het vers dat van cum zou kunnen afhangen

v.295-296            moeilijke manier om te zeggen dat er negen maanden voorbij zijn gegaan: negen keer is de maancyclus (van nieuwe maan tot volle maan en terug) voltooid

v.297   illa: het levend geworden beeld
            Paphos: een meisje, zoals blijkt uit het relativum quā, waarvan Paphon het antecedent is
            Ze kiest deze naam wellicht uit dankbaarheid aan Venus, die in de Cypriotische stad Paphos een tempel had

 

 

 naar pagina-index