HULP BIJ DE LECTUUR

terug naar beginpagina

CAESAR

 oplossingen van de hulpvragen uit Peristylium, deel A

Boek I

Boek II

Boek V

Boek VI

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


CAESAR  D.B.G. I,1

Peristylium A, p.12 - p.14

Per.A, p. 12

 

1-3    Gallia omnis: de drie landsgedeelten, dus Gallia in zijn geheel

        Galli: de bewoners van het centrale deel, ze heten ook ‘Celtae’, in tegenstelling tot de Belgae en de Aquitani

3        nostra: <lingua>

4        instituta zijn instellingen, zoals volksvergadering, rechtbank, bestuursorganen,…

5        De Romeinse lezers horen deze namen wellicht voor het eerst, dus kunnen ze wat toelichting best gebruiken om te weten of het om rivieren, bergen, landstreken,… gaat

 

terug naar pagina-index

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Per.A, p. 14

 

6          quod…et…et…

            atque bindt beide redenen uit het 2de lid aan elkaar: “en bijgevolg”

6-7        cultus: bv. bouwkunst die zorgt voor mooie, stenen huizen

            humanitas: bv. literatuurbeoefening

7          minime saepe: “allerminst vaak”

8-9        bv. zachte stoffen, kostbaar vaatwerk, wijn, parfum (lees ook p. 17 onderaan), kortom: LUXEproducten

11          er wordt gezegd ‘reliquos Gallos’: “de overige Galliërs”, dus zijn de Helvetii zélf ook Galliërs

19-20     benedenloop: dus dicht bij de monding

21          oriens sol: “het oosten”

24          occasus solis: “het westen”

 

terug naar pagina-index

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


 CAESAR DBG II, 15-28

voor een werkvertaling (in opbouw) klik hier

Per.A, p.54

1       quorum: sc. Nerviorum
natura: hier “aard”

2       door zichzelf in de derde persoon te noemen, creëert hij een afstand tussen hemzelf als de auteur van de commentarii en hemzelf als de veldheer in Gallië; op die manier komt zijn verslag wat objectiever en daardoor geloofwaardiger over.  Hij doet alsof hij een reporter is die verslag maakt van de gebeurtenissen eerder dan zichzelf voor te stellen als de acteur in dit verslag
cum quaereret: cum historicum (cf. conj.imperf.)
reperiebat: duidt erop dat zijn informatie niet in één keer is ingewonnen: hij houdt zichzelf voortdurend op de hoogte en spreekt daatvoor meerdere bronnen aan op meerdere (verschillende) momenten

2-3    cf; ook al DBG I,1 (r.7-8)

2       door het hyperbaton nullum...aditum komt er nadruk op nullum te liggen, dat is veel sterker dan wanneer hij zou geschreven hebben: nullum aditum esse of nog non esse aditum

2-9    het zou kunnen gaan om info vanwege gijzelaars, verklikkers, gevangenen, enz....

3   reliquarum rerum: dat zou kunnen gaan over fijne stoffen, kruiden en specerijen en vooral om kostbaarheden zoals goud, zilver, edelstenen, kortom: alles wat het leven kan veraangenamen en dat de dapperheid van soldaten kan aantasten en jaloezie opwekken binnen een gemeenschap

4-5    ze waren vooral bang dat hun legendarische dapperheid eronder zou gaan lijden - inderdaad zou dat een reêel gevaar kunnen betekenen

6       de zuidelijke stammen, die zich inderdaad zonder veel verweer aan de Romeinen hadden overgegeven: de Bellovaci, Suessiones, Remi (cf. kaartje op p. 91 in Peristylium A)

7       proicere: hier “prijsgeven” eventueel “wegwerpen”

6-7    dat ze zich zomaar aan Rome hadden onderworpen en hun voorvaderlijke dapperheid te grabbel hadden gegooid in plaats van zich te weer te stellen tegen de indringers

7       de conjunctief zou in DR wijzen op een schakering van reden, met als weergave “omdat...”

 

Per.A, p.56

10   inveniebat: wijst weer op het geleidelijke van zijn informatiewinning
captivi: zijn wellicht Nervii, om twee redenen: ze geven gedetailleerde info over de plaats waar de Nerviërs hebben postgevat en over hun bondgenoten: dat zijn dingen die wellicht alleen Nerviërs zélf kunnen weten; bovendien staat op r. 14 finitimis suis: dat schijnt erop te wijzen dat de lui die Caesar informeren zichzelf ook tot de Nerviërs rekenen.

11     castris suis: Caesar is hoofdonderwerp van deze zin, dus wijst het reflexieve suus hier op Caesar en de Romeinen terug
10 milibus passum: 15 km

14     his utrisque: deAtrebates en de Viromandui

15     fortuna: hier “kans”; belli fortuna: oorlogskans

14-15   eandem belli fortunam experiri: dezelfde oorlogskans beproeven: proberen om samen, in eenzelfde campagne, met vereende krachten zich te meten met de Romeinen en hopen op een gunstige afloop

15   persuaserant ut experirentur: compl. LV na een volendi
iis: wijst op de verzamelde Nervii, Atrebates én Viromandui (en niet alleen op de Nervii, want dan hadden de informanten wellicht weer wel een reflexivum gebruikt

16     mulieres: acc. LV coniecisse

 

Per.A, p.58

19     his rebus: verwijst naar de informatie uit II,16, waarin Caesar vernam waar de Nervii zich bevinden, welke hun bondgenotenzijn enz.
de exploratores moesten een geschikte kampplaats voor de komende nacht zoeken

20     deligant (conj.presens) wijst op doelschakering in de relatiefzin (signaal: de dominant is een ww. van zenden)
dediticiis Belgis: de stammen die zich al aan Rome hadden onderworpen: Remi, Bellovaci, Suessiones

22     ex his: nl. van de onderworpen Belgen en overige Galliërs die met Caesar samen de tocht maakten

24     his demonstra(ve)runt: nl. Nerviis

25   impedimenta: de zware bagage van het legioen, die achter de soldaten aanliep en zo de brug vormde tot het volgende legioen, dat op zijn beurt weer door zijn eigen bagagetrein werd gevolgd

26     castra is op dat moment nog maar de plaats die door de exploratores was uitgekozen, het eigenlijke kamp moet nog gebouwd worden wanneer de eerste soldaten aankomen; daarom is castra hier voorlopig alleen “kampplaats”

26-27   tussen de legioenen in marcheerde de tros; als dus het eerste legioen is aangekomen, en de tros is nog bezig met toestromen, betekent dit dat het volgende legioen pas achter die tros komt, en derhalve nog wel enkele kilometer ver is.

27     hanc: die ‘prima legio’
sub sarcinis adoriri: aanvallen nog vóórdat de soldaten hun peroonlijke bagage hebben kunnen neerleggen op de plek waar later hun tent voor de nacht zal komen

28     qua: sc. legione prima

Per.A, p.62

2-3    ze hadden verklapt hoe de normale ordening van de kolonne eruit zag, nl. eerst een legioen, gevolgd door zijn volledige tros, dan weer en legioen met tros, enz;

3       quod leidt appropinquabat in, dus is het een (redengevend) voegwoord

5       de zware bagage van het legioen, die op wagens werd getransporteerd
collocarat = collocaverat: act. indic. plusquamperf. 3de enk.

5-7    zij moesten tot bescherming van de gehele tros dienen: ze waren het laatst gelicht, hadden dus het minste krijgservaring, maar waren wel nuttig voor bescherming van de achterhoede

7       cum wordt gevolgd door funditoribus sagitariisque (abl.) en is dus een voorzetsel
de cum op r.8 is dat ook: cum hostium equitatu
de cum op r.9 is een voegwoord: cum...se reciperent: cum historicum

8       hostium equitatu: die bevond zich nabij de rivier, waar het terrein open en onbebosy was, dus zichtbaar voor de Romeinen die zich aan de overkant bevonden

9-11  illi: de ruiterij van de Nervii
suos: de Nervii die zich in de bossen hadden verscholen
nostros: de Romeinse ruiterij
cedentes: de terugwijkende Nervische ruiterij

11     cedentes: acc. LV van insequi

13     opere dimenso: sc. de kampplaats, die door verkenners werd uitgekozen, dan van allerlei tekens werd voorzien, zodat meteen de omtrek en de indeling van het te bouwen kamp duidelijk was voor de legioenen die aankwamen op de site.

9-13  het verwijt geldt de ruiterij van de Romeinen, die kennelijk wel de rivier over durven, maar niet verder durven gaan dan tot waar het open terrein ophield; indien ze dat wél gedaan hadden, dan hadden ze wellicht ook de overmacht aan Nervii en geallieerden opgemerkt die in die bossen verschanst waren; het verwijtende karakter wordt blootgelegd door de term ‘auderent’

14     prima impedimenta: het eerste deel van de tros (en niet “de eerste tros”, want er was maar één (grote) groep impedimenta)

14-15   “waren verscholen verstopt”: de beide woorden zeggen dus tweemaal hetzelfde

16     ut leidt constituerant in: dus een vergelijkende bijzin, zonder veronderstelling

19     ut leidt viderentur in, dus een gevolgzin

19-20   et...et...et: polysyndeton, om te suggereren hoe alomtegenwoordig de vijand was, door zijn pijlsnelle charge

21     adverso colle: de heuvel aan de kant van het Romeinse kamp; adversus wordt hier gebruikt vanuit het standpunt van de Nerviërs

18-22   Caesar benadrukt heel opvallend de snelheid van de Nervische actie, zoals blijkt uit de woordkeuze en de stijlmiddelen:
r.17: subito – provolaverunt
r.19: celeritate - decucurrerunt - paene uno tempore / polysyndeton
r.21: celeritate

Per.A, p.68

24     cum: “telkens wanneer” om de herhaling duidelijk te maken
cum...oporteret is een uitleg die voor de lezers bedoeld is die niet zo bekend zijn met het militaire bedrijf

25     agger is de wal die wordt opgeworpen rond het kamp, in de eerste plaats zal die dus bestaan uit de uitgegraven aarde van de fossa, en eventueel versterkt worden met hout en stenen die in de buurt te vinden zijn

25-26   petendi is gerundium bij causa (dus verklarende genitief)
arcessendi is gerundivum bij <milites erant> (dus nominatief)

23     omnia vat dus samen: de vlag hijsen, de soldaten terugroepen van hun arbeid, de soldaten terughalen die wat verder weg waren gegaan, de slaglinie opstellen, de soldaten aansporen tot de strijd, het aanvalsteken laten blazen met de krijgstrompet

23-27   geen partikels en voegwoorden = asyndeton: zo komt de hele beschrijving nog overweldigender over: de indruk van de geweldige hoeveelheid zaken die moesten gedaan worden wordt op die manier nog versterkt

27-28   impediebat geeft aan dat een heel stuk van de taken niet uitgevoerd kon worden, en wel om twee redenen: de tijd ontbrak en de vijand kwam al aangestormd

 

Per.A.,p.70

29     ut leidt constiterant in: dus vergelijking zonder veronderstelling, “zoals”

30     emittere: hier: “werpen”

31     -que verbindt de beide adjectieven exanimatos en confectos
Atrebates: acc. LV van compulerunt
his: de Atrebates, ea pars is het stuk van de Romeinse slaglinie, nl. het sinistra pars dat ook al op r.29 genoemd werd

32     de locus superior is de top van de heuvel aan de Romeinse kant

33     transire conantes: nl. de vluchtende Atrebates die opnieuw de rivier willen oversteken
insecuti: de dominant is milites van r. 29
impeditam: gaat over een deel van de Atrebates, die gehinderd worden in hun verdediging door het feit dat ze half in de rivier staan en alleen al door hun aantal in elkaars weg staan om behoorlijk te kunnen vechten

34     ipsi zijn de Romeinse legioensoldaten die vanuit de hogere delen van de heuvel naar beneden zijn gelopen en nu aan de rivier zelf staan
de et verbindt beide hoofdwerkwoorden dubitaverunt en coniecerunt

35     iniquum : hier “ongunstig”
de plaats is iniquum voor de Romeinen die de rivier pas zijn overgestoken, omdat die nu van onderuit naar boven moeten vechten, want altijd een minder gunstige positie is.

37     diversae: de Viromandui hadden al een charge uitgevoerd; mogelijk heeft die ervoor gezorgd dat de beide legioenen uit elkaar geweken zijn.  Misschien was de aanvalsformatie van de Viromandui nogal smal, en heeft ze zich als het ware als een wig tussen beide legioenen ingedreven, met als gevolg dat die legioenen nu wel een uitstekende kans hebben omde Viromandui in de schaar te nemen

39     ripis: moet over de Romeinse kant van de rivier gaan, aangezien de Romeinen vanuit de hogere plaatsen vechten, dit betekent dat zij de rivier nog niet zijn overgestoken
proeliabantur: het imperfectum suggereert dat de handeling nog niet af is, ze zijn nog aan het vechten

 

40-44         At totis fere castris a fronte et a sinistra parte nudatis,

                cum in dextro cornu legio duodecima et non magno ab ea intervallo septima constitisset,

OMNES NERVII confertissimo agmine,

                duce Boduognato,

                                qui summam imperii tenebat,

ad eum locum CONTENDERUNT;

                quorum pars ab aperto latere legiones circumvenire,

                pars summum castrorum locum petere coepit.

 

40     nudatis: de linkerflank was bezet door het 9de en 10de legioen, die met de Atrebates in een gevecht verwikkeld waren en de vijand achtervolgd hadden tot over de rivier.

het 11de en 8ste legioen hadden de Viromandui verdreven en waren aan de rivier in een gevecht verwikkeld - vermoedelijk hadden zij daarbij hun post aan de voorzijde van het kamp moeten verlaten

41     ea: sc. legione duodecima

43     ad eum locum: sc; de dextrum cornu, de rechterflank

42-43   Boduognat laat zijn troepen een schaar vormen rond de beide legioenen, en wil hen zelfs afsluiten van het kamp om hun terugtrekking onmogelijk te maken

44     quorum verwijst naar omnes Nervii, het is dus een relativum
apertum latus: de rechterflank, want men hield het schild met de linkerhand vast
legiones: sc. het 12de en het 7de

45     petere: hier: “oprukken naar”

 

 

 

 

Caesar, boek V, 28-37

Peristylium A, p.94 - p.100 - p.102 - p.104 - p.106 - p.108 - p.110

De inleidende capita 26 en 27 vind je niet in het handboek, maar wel hier

Voor een voorbeeld van lesnotities bij de lectuur van teksten, klik hier

 

 

Per.A p. 94

 

r.1            ea quae audierant: nl. al wat Ambiorix hen had verteld, zoals beschreven op p. 92 van het handboek

r.1            legatos: Q. Titurius Sabinus en L. Aurunculeius Cotta

r.1            deferre: hier: "rapporteren"

r.1            illi: de legati

r.2            repentina re: de plotse aanval van de Eburonen

r.2            ab hoste: benadrukt door inversie met het ond. ea; de normalere woordorde zou zijn: etsi ea ab hoste dicebantur

r.4            quod: "namelijk dat"

r.5            ausam esse: -am omdat het onderwerp (civitatem) vrouwelijk is

r.3-5        Ze waren er totaal van ondersteboven omdat het toch ongelooflijk was dat een klein en onbeduidend volk als de Eburonen het hadden aangedurfd om een wereldmacht als de Romeinen aan te vallen!

r.6-7         magna…controversia: hyperbaton of disjunctie legt nadruk op het eerste woord van de woordgroep; in vertaling zou je het adjectief kunnen versterken, vb. "een hele grote discussie"

r.9            quantasvis: sc. copias

                quantasvis / magnas: de Germanen woonden over de Rijn en konden dus wellicht alleen maar een gedeelte van hun manschappen op de been brengen in Gallië, zo waren hun troepen vanzelf minder talrijk dan de Gallische.  Bovendien golden de Germanen als nog veel dapperder en krijgshaftiger dan de Galliërs, zelfs dan de Belgae; zij zouden met minder grote troepenmacht dan de Galliërs de Romeinse winterkampen kunnen platwalsen.

r.11          munitis hibernis: wellicht voorwaardelijk: "als de kampen…"

r.11          quod:  epexegetische quod zin van rem (de epexegetische zin heeft altijd de quod+indic.-vorm na de woorden res, causa, ratio)

r.11          rem esse testimonio: "deze zaak was tot bewijs" à "als bewijs was er het feit dat…"

r.13          premi: hier: "in nood verkeren"

r.13          interea: "intussen"; dus zolang de graanvoorraden nog voldoende waren – er was geen reden tot paniek, want zelfs voor de voorraden op zouden raken, was er al hulp op komst.

r.13-14     et…et: polysyndeton

r.13-14     Cicero (bij de Nervii) en Labienus (stroomopwaarts langs de Maas) waren de meest nabije hiberna, maar die lagen toch ook op 100km of meer verwijderd.

r.15          hoste: concreet doelt dit op de Eburonen, meer bepaald op Ambiorix, hoewel de uitspraak ook kan ge-extrapoleerd worden: geen enkele vijand moet de Romeinen de les lezen!  auctore hoste: "op initiatief van de vijand"

vertaalvoorstel DBG V, 28

terug naar pagina-index

 

 

 

 

 

Per.A p.100

 

r.37          consurgitur: sc. door de soldaten: zij geven blijk van weinig vertrouwen in de legati, wellicht zijn ze nerveus (want zich terdege bewust van het dreigende gevaar) en wachten ze daarom geen bevelen af, maar volgen ze hun instincten.

r.37          comprehendunt: ond.: de officieren die bij het overleg betrokken waren: zij zullen ook fysiek het dichtst bij Sabinus en Cotta gezeten hebben in de vergadering

r.37          consurgitur – comprehendunt – orant: historisch presens

r.38-39     deducant: Wat smeken ze? – completiefzin LV na orant: verbum volendi: ut/ne+conj.; presens: gelijktijdig met orant

r.38          dissensione et pertinacia: hardnekkige tweedracht/onenigheid

r.39-41     Milites dicunt:…

r.38          res: situatie

r.39          res: probleem

r.41          res: debat

r.42          perducitur: werd voortgezet / duurde

r.42          manus dare: "de duimen leggen", dus "toegeven, zich gewonnen geven"

r.42          permotus: Cotta is murw gepraat en geraakt daardoor aangedaan door de argumenten van de tegenpartij

r.44          cum circumspiceret: cum historicum

r.44          sua: wijst op de persoonlijke bezittingen van de soldaten: in de winterkampen hadden de soldaten al hun spullen bij zich – als ze op tocht zouden vetrekken, was het onmogelijk om alles mee te nemen, daarom moeten ze een keuze maken wat ze zullen achterlaten en wat ze kunnen meenemen

r.45          quid…posset: waar kijken ze naar rond? het is dus indirecte vraag na circumspiceret

r.49          sic wordt nader toegelicht

r.49          longissimo…: suggereert dat ze een lange stoet vormen en daardoor moeilijk allemaal direct bevelen van de officieren kunnen horen en uitvoeren, daarbij slepen ze enorme hoeveelheden bagage mee, wat het nog moeilijker maakt op in vijandelijk gebied alert te kunnen reageren op plots gevaar.  Het belooft een moeilijke en gevaarlijke tocht te worden…

vertaalvoorstel DBG  V,31

terug naar pagina-index

 

 

 

 

 

Per.A p.102

r.50          tum demum: laat een toon van minachting horen voor de besluiteloosheid van Sabinus, die vooraf onvoldoende doordacht maatregelen heeft genomen om dergelijke ploste aanvallen het hoofd te kunnen bieden

r.50          providisset: conjunctief omwille van de redengevende schakering

r.50-51     de historische inf. suggereren nervositeit en gejaagdheid

r.51          concursare: wellicht om op zoveel mogelijk plaatsen zijn geïmproviseerde bevelen te kunnen geven, en wellicht ook omdat hij zelf niet goed weet wat er moet gebeuren, hij handelt ondoordacht en chaotisch door gebrek aan inzicht en planning

r.51          haec ipsa: alle handelingen die Sabinus stelt en die er niet van getuigen dat hij de zaak onder controle heeft

r.52          ut viderentur: gevolgzin (zoals het signaalwoord ita al suggereert)

r.52          omnia deficere: betekent dat alles hem ontglipt, hij verliest de controle over de situatie

r.52          quod: relativum, het verwijst naar de hele vorige zin, nl. dat iemand die onvoldoende voorzieningen treft op een bepaald moment voor verrassingen komt te staan waarmee hij geen raad weet

r.52-53     plerumqueconsuevit: consuescere betekent al "gewend zijn", dus zegt plerumque eigenlijk nog eens hetzelfde

r.54          cogitasset: conjunctief wijst op redengevende schakering; plusquamperfetcum wijst dan weer op voortijdigheid tov het dominante werkwoord (deerat)

r.56          deesse: hier: "in de steek laten"

                het contrast zit hem in r. 50-51: het gejaagd doen van Sabinus dat eigenlijk helemaal niets uithaalde

r.58          obire: hier: "beredderen"

r.59          quid…faciendum esset: ind. vraag na providere

r.59          iusserunt / possent: ond. zijn Sabinus en Cotta, de leiders van de expeditie

r.60          relinquerent: ond. zijn de soldaten die dit bevel krijgen

                het is completiefzin LV na pronuntiari, verbum declarandi met voldeni-schakering, het imperf. wijst op gelijktijdigheid met een verleden dominant

vertaalvoorstel DBG V, 33

terug naar pagina-index

 

 

 

 

Per.A p.104

r.62          at: stelt de paniek en vertwijfeling van de Romeinen tegenover de beredeneerde tactiek van de Eburonen

r.62          consilium: hier: "doorzicht"

r.62          duces: concreet: Ambiorix en eventueel diens luitenanten

                eorum: nl. de Eburonen

r.63          ne: completiefzin als LV na pronuntiari, dat declarandi is met volendi-schakering, zoals blijkt uit de conjunctief discederet; ne: "dat niet"

r.63          quis = aliquis: onbepaald voornaamwoord

r.63-64     illorum / illis: gaat telkens om de Eburonen

r.63-65     indirecte rede: zie DOL 215-217

r.63          ab loco discedere: bvb. om een charge naar de Romeinen uit te voeren of, anderzijds, om op de vlucht te slaan

r.66          duce: nl. Sabinus

r.68-69     qua = et ea: pseudo-relatief

                qua re animadversa: losse abl.

r.69-70     ut coniciant: compl.zin LV na pronuntiari, ut+conj.: na declarandi met volendi-schakering, presens: gelijktijdig met pronuntiari

r.70          et: verbindt accedant met cedant

vertaalvoorstel V,34

terug naar pagina-index

 

 

 

 

 

Per.A p.106

r.73          iis: sc. Eburonibus

r.74          cum: '(telkens) wanneer"

r.75          eam: sc. cohortem

r.75-76     de onbeschermde flank is de rechterflank, want ze droegen het schild in de linkerhand

r.77          unde: relatief bijwoord, dus een relatiefzin

r.78          steterant: pqpf. van stare in de betekenis van "blijven staan, standhouden"

r.78          polysyndeton: et…et…; perfect parallelle opbouw: ook valt op dat de werkwoorden alleen hetzelfde eindigen, want een rijmeffet tot gevolg heeft

r.73-78     schema: zie lesnotities uit de klas

r.80          nec virtuti locus relinquebatur: er werd geen gelegenheid geboden om dappere daden te stellen: ze hadden gewoon de ruimte niet om man tegen man te vechten met de vijand, ze stonden allen zó dicht op elkaar gepakt dat ze een weerloos doelwit vormden voor de Gallische projectielen

r.82          poterant: onderwerp: tela (cf. het passieve vitari)

r.81          neque vitari en conferti: het verband is duidelijk: ze konden niet opzij springen op wegvluchten om de projectielen te ontwijken

r.82-83     multis vulneribus acceptis: toegevende schakering, zoals blijkt uit tamen resistebant

r.83          resistebant: duidt op de duur: "ze bleven weerstand bieden"

r.84          hora octava: het tweede uur na de middag, dus ca. 13.00-14.00 u

r.84          ipsis: de Romeinse soldaten, die worden gesteld tegenover de vijand, de Eburonen

r.86          primus pilus: de eerste centurie van de eerste cohorte; de aanvoerder daarvan heette primipilus, dit was de hoogste, beste, dapperste, meest ervaren centurio van het hele legioen

r.88          eiusdem ordinis: van dezelfde graad, dus ook primipilus

r.88-89     Lucanius had al een zoon in het leger, dus was hij zelf toch wel bijna pensioengerechtigd

r.89-91     Cotta wordt wél vernoemd, en nog wel in een situatie die zijn dapperheid in het licht moet stellen – Sabinus niét, alsof hij niet in de voorste gelederen meestreed, zoals het een aanvoerder toch wel past

r.90          in adversum os: dus was hij naar de vijand gekeerd, nam hij actief deel aan het gevecht

vertaalvoorstel DBG V,35

 

terug naar pagina-index

 

 

 

 

PerA p.108

 

r.93          cohortantem: zie DOL 178

r.94          rogatum: die DOL 222

r.94          sibi: reflexief, slaat dus terug op het onderwerp, Q. Titurius Sabinus

r.94          parcat: rogatum ut parcat: completiefzin na rogatum, ut+conj.: na volendi, presens: gelijktijdig met rogatum; het hoofdwerkwoord is mittit

r.94          appellatus: nl. door de tolk Cn. Pompeius

r.95-97     indicatief in de directe rede zouden zijn: sperare – nocitum iri – interponere

r.95          velit: ond. is Sabinus

r.95          a multitudine: nl. de Eburonen in hun totaliteit

r.96          ipsi: voorwerpsdatief bij nocitum iri; het betreft Sabinus, die wordt gesteld tegenover de Romeinse soldaten (handig speelt Ambiorix in op Sabinus' behoefte om zichzelf veilig te stellen; hij heeft het psychologisch goed doorgrond !)

r.97          nocitum iri: van de inf.pres. nocēre

r.97          fidem interponere in: "zijn (ere)woord geven"

r.97          ille: nl. Sabinus

r.98          communicat: hier: "(het voorstel) voorleggen"

r.98          ut…excedant: compl. LV na communicat, ut+conj.: declarandi met volendi-schakering, presens: gelijktijdig met communicat

r.99-100    Sabinus dicit:…

r.99          sua: reflexief, dus Sabinus zelf

r.99-100    sperare se…: "hij had er goede hoop op dat hij zou kunnen verkrijgen dat hijzelf en de soldaten gespaard zouden blijven"

r.101        in eo: nl. bij zijn besluit om niet naar een gewapende vijand te gaan om te onderhandelen

vertaalvoorstel DBG V, 36

terug naar pagina-index

 

 

 

 

Per.A p.110

 

r.103        se: acc LV van sequi

r.103        se sequi: hij neemt de bevelvoerende officieren en centurio's mee en laat zo zijn troepen achter zonder commando

r.107        instituere: hier: "aanhouden"

r.108        victoriam conclamant: eigenlijk een beetje voorbarig, maar niet geheel ten onrechte: als de leider van een leger gedood is, wordt de kans dat de soldaten zich nog weten te redden erg klein

r.109        impetu…facto: nu ze Sabinus gedood hebben,  zijn de Eburonen euforisch en durven ze een algemene charge aan.  Die was succesvol, cf. ordines perturbant: de georganiseerde opstelling van de Romeinen wordt dooreengeslagen, zodat tactische bevelen aan de aparte ordines onmogelijk worden; verder: L. Cotta interficitur: de tweede opperbevelhebber sneuvelt nu ook, dus: geen centrale leiding meer, met als gevold dat de slachting onder de Romeinen nu massaal is.

r.111        in castra: ongeveer 2 mijl (± 3 km) verwijderd (cf. DBG V,32, Peristylium A, p.103)

r.113        se ipsi interficiunt: de fierheid van de Romeinen kon moeilijk verdragen dat ze als krijgsgevangenen zouden worden meegevoerd door de Eburonen en dan wellicht zouden doodgefolterd worden of als slaven verhandeld.  Met zo'n vooruitzichten was zelfmoord de verkieslijkste oplossing, want zo behielden ze hun waardigheid als soldaat.

r.117       Labienus: was gelegerd in het gebied van de Remi, op de grens met de Treveri (cf. DBG V,24,2)

r.117       per silvas: sc. de Arduenna Silva, het Ardennerwoud

vertaalvoorstel

terug naar pagina-index

 

 

 

 

 

CAESAR VI, 13-19

Peristylium A, p.18 - p.20 - p.22 - p.30 - p.34 - p.36 - p.38

vertaalvoorstel

Per.A, p.18

2        er is nog een derde stand, maar die telt niet mee, die is niet ‘aliquo numero atque honore

3-6    ‘paene servorum loco’: ze zijn niet écht slaaf, maar toch zo goed als

6        quibus: sc. nobilibus

          hos: de ‘plerique’ van r.3

7        de + abl. = partitieve genitief

9        illi: de eerstgenoemden, dus de druïden

9-10 sacrificia publica: staatsgodsdienst, dus: de priesters

          sacrificia privata: privé-burgers, dus de pater familias

          religiones interpretari: de augures

12      eos: de talrijke ‘adulescentes’ die bij hen in de leer komen

15      de finibus controversia: betwisting over het eigendomsrecht van bv. land

15-16     praemia: “schadevergoeding”

21-22     neque...ius redditur

          neque honos...communicatur

23      autem: vormt een overgang

 

terug naar pagina-index

 

Per.A, p.20

34      illo: naar Brittannia dus

37      praemium: “voordeel”

41      cum...utantur: cum concessivum of adversativum

43      id: het verbod om de druïdenleer op schrift te stellen

48      hŏc: “het volgende” - de inhoud wordt uitgelegd in de epexegetische infinitiefzinnen

48      reïncarnatie

49      hōc : de reden waarom ze zo dapper zijn wordt verderop toegelicht: omdat ze geen angst voor de dood kennen

49      virtus: als het leven na de dood een betere toestand belooft, wil men misschien de dood nastreven, waardoor men ik kritieke situaties des te dapperder zal optreden

50      losse ablatief met de waarde van een redengevende bijzin

 

terug naar pagina-index

Per.A, p.22

54      alterum: “de andere (van twee)”, cfr. p.19, regel 2

57-58      ond; van versantur : ‘hi’ (r. 55)

         omnes is daarbij BVG

58      ut quisque est: de indicatief wijst op vergelijking zonder veronderstelling

58      copiae: “rijkdom”

59      1) -que: “namelijk”

         2) ambactus . ambacht

60      gratia: “invloed”

   

terug naar pagina-index

Per.A p.30

64-65     administris ad ea sacrificia: ze zijn bemiddelaars bij offerplechtigheden, die een communicatie zijn tussen mensen en goden

65     waarom offeren de Galliërs mensen (of beloven ze dat te zullen doen in de toekomst)?

65     chiasme = kruisstelling van de onderdelen van 2 parallelle zinsdelen:

        vita hominis - hominis vita

70     quibus = membris

71     accus. ond van de inf.zin ‘supplicia gratiora esse arbitrantur

72     comprehendere: “betrappen”

72-73     gratiora: ‘dan van onschuldige mensen’

73     eius generis: nl. het soort van betrapte dieven en andere misdadigers

   

terug naar pagina-index

Per.A, p.34

75-78   door de anafoor van ‘hunc...hunc...hunc

77     na ducem denk je ‘<esse> ferunt’ bij

81     opus, operis betekent algemeen: ‘werk, werkstuk, arbeid, kunstwerk, nijverheid,...’ dus een heel ruim begrip dat alle vormen van werkzaamheid kan omvatten.  Arteficia zijn specifiek kunstvaardige werkstukken, dus een onderdeel van het algemenere begrip ‘opus

85     reliquas res: de rest van de krijgsbuit: wapens van de vijanden, kostbaarheden die ze bij een overval buitgemaakt hebben, ...

87     harum rerum: sc. de reliquas res van de vorige zin

87     het doel van die hopen buit zou kunnen zijn:

            - wij-geschenken aan de oorlogsgod Mars

            - bewijzen van de dapperheid en krijgskunst van de stammen, waarbij die hopen buit dienen als aanwijzing (voor bezoekers) dat de stam in kwestie kampioen zijn in de oorlogsvoering

88     accīdit is de dominant van ut auderet: imperfectum in de bijzin wijst altijd op gelijktijdigheid met een verleden dominant

   

terug naar pagina-index

Per.A, p.36

91-92      blijkbaar zijn de druïden degenen die de rest van de bevolking onderwijzen, ze hebben zo’n gezag dat alles wat ze zeggen voor waarheid wordt aanvaard en doorverteld

92-93      omnis hoort grammaticaal bij temporis en naar de betekenis bij spatia

92           omdat ze afstammen van Pluto (Dis Pater = Ploetos = Hades), de god van de onderwereld, die het daglicht nooit ziet en dus automatisch met de nacht in verband wordt gebracht

Die afstamming wordt althans door de druïden aan de Kelten voorgehouden, wat wel aannemelijk is, gezien het grote prestige en geloofwaardigheid die aan de uitspraken van de druïden werden gehecht (cfr. cap. 13 over de taken van de druïden, meer bepaald hun gezag op rechterlijk vlak en hun onderwijsactiviteiten)

94-95   LV komt voor het ond., dus een inversie: daardoor komt er meer nadruk op het LV (het is het eerste woord!)

94-95   de burgerlijke dag begint voor de Kelten bij het vallen van de avond, bij het begin van de nacht (want de dag volgt op de nacht)

voor ons begint elke nieuwe dag midden in de nacht, namelijk om middernacht (is dat een restant van die oude Keltische traditie ?)

96     ab reliquis: <gentibus>: Caesar zal wel denken aan de andere volkeren die aan hem en de Romeinen bekend waren, misschien bedoelt hij zelfs de andere wolkeren die ook door de Romeinen onderworpen waren

96   quod...non patiuntur / ducunt: epexegetische quod-zinnen van hoc

de vertaling begint dan met ‘namelijk' 

97-98   ut possint: gevolgzin (zoals al blijkt uit het aangevulde ita: “zodanig dat”)

   

terug naar pagina-index

Per.A, p.38

100-1   het meervoud wijst erop dat de mededeling algemeen geldt, het is in ieder geval zo

101   tantas: <pecunias>

103   het antecedent van uter is eigenlijk de eum die pas daarna verschijnt

104-5   het meervoud uxores zou op zich niet echt veel zeggen, maar naast liberos komt het over als een écht meervoud: zoals de Kelten wellicht wel meerdere kinderen hadden, hadden ze evengoed meerdere echtgenotes

107   bij een plotse, schielijke dood in vredestijd, dus niet wanneer de paterfamilias in de strijd is omgekomen

108   als het duidelijk is geworden “dat zij schuldig / medeplichtig / zijn”

109   excruciatas: <uxores>

110   pro: hier: “voor” eventueel ook “in verhouding tot”

109-10 de begrafenissen zijn groots en kostelijk, dat op zich wijst al niet op arme mensen, bovendien zijn er grafgiften, die zelfs levende wezens kunnen bevatten: een arme zal toch niet een deel van zijn bezit of van zijn veestapel aan een dode meegeven, terwijl de nood van de levenden zo groot is; derde argument: er is een tijd geweest dat soms zelfs slaven en clientes mee begraven werden: in cap.13 zegt Caesar dat de adel over clientes beschikte (r.5), maar dat het gewone volk niet eens meetelde (r.2)

110   pro cultu Gallorum: laat verstaan dat Caesar geen al te hoge dunk heeft van het beschavingspeil van de Galliërs

113   iustus: “behoorlijk”

113   una: “samen met <hun overleden meesters>”

 

terug naar pagina-index